Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
teneinde te waarborgen dat de produktie, het transport en de distributie van drinkwater in kwalitatief en kwantitatief opzicht voor korte en lange termijn zijn veiliggesteld tegen zo gering mogelijke maatschappelijke kosten."
- partijen het naast de statutaire bepalingen voor de verwezenlijking van het statutaire doel der op te richten naamloze vennootschap geboden achten dat enkele zaken van praktische aard, waarvoor in de statuten geen plaats is, tussen en door hen bindend worden vastgelegd;
- partijen daarbij met name denken aan het continueren van enkele publiekrechtelijke verplichtingen hunnerzijds, zoals deze thans voor hen uit hoofde van de gemeenschappelijke regeling voormeld[de Regeling]
bestaan; - partijen daarnaast onder meer de verhandelbaarheid van de aandelen der op te richten naamloze vennootschap willen beperken alsmede zich garant willen stellen in verband met het verkrijgen van de zogenaamde B3-status (…);
- partijen, teneinde bovenstaande te realiseren, hebben gekozen voor vastlegging van het hierbij overeengekomene in een convenant, dat hen als publiekrechtelijke aandeelhouders per datum van de oprichting der naamloze vennootschap als zogenaamd aandeelhoudersconvenant zowel jegens elkaar als jegens de vennootschap zal binden zoals zij uit hoofde van de gemeenschappelijke regeling jegens elkaar worden gebonden;".
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
teneindeprecariobelasting te kunnen heffen.