ECLI:NL:GHARL:2021:7299

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
21-000660-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van (schuld)witwassen en (opzet/schuld)heling van omgekatte personenauto

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was aangeklaagd voor (schuld)witwassen en (opzet/schuld)heling van een personenauto, een Mercedes Benz A180, die als 'omgekat' werd beschouwd. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de verwerving en het voorhanden hebben van deze auto, met de wetenschap dat deze mogelijk uit een misdrijf afkomstig was.

Tijdens de zitting op 9 juli 2021 heeft de verdachte verklaard dat hij de auto als onderpand had gekregen van een vriend die een schuld bij hem had. Hij heeft herhaaldelijk aangegeven dat hij niet op de hoogte was van de criminele herkomst van de auto en dat hij niet betrokken was bij het omkatten ervan. Het hof heeft deze verklaring in overweging genomen en vastgesteld dat het openbaar ministerie niet met bewijsstukken heeft aangetoond dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de herkomst van de auto.

Op basis van de beschikbare informatie en de verklaring van de verdachte, concludeerde het hof dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de Mercedes Benz A180 een criminele herkomst had. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000660-20
Uitspraak d.d.: 23 juli 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter
in de rechtbank Noord-Nederland van 7 februari 2020 met parketnummer
18-221532-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 4 februari 2019, te [plaats1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een personenauto Mercedes Benz A180, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
en/of
van een voorwerp, te weten een personenauto Mercedes Benz A180 gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiairhij in of omstreeks de periode van 1juni 2018 tot en met 4 februari 2019 te [plaats1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto Mercedes Benz A180 heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof

Vrijspraak

Verdachte heeft zowel bij de politie, als bij de politierechter en het hof verklaard dat hij de personenauto Mercedes Benz A180, zoals genoemd in het primair en subsidiair tenlastegelegde, als onderpand heeft gekregen van zijn toenmalige kameraad die een schuld bij hem had, dat hij deze auto gedurende enige tijd voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt, dat hij nimmer heeft geweten of anderszins had moeten vermoeden dat deze auto was “omgekat” en dat hij op geen enkele wijze bij het omkatten van deze auto is betrokken. Deze verklaring vindt enige steun in het dossier en komt het hof niet onaannemelijk voor.
Op grond van het vorenstaande en nu de juistheid van deze door verdachte afgelegde verklaring niet door het openbaar ministerie met bewijsstukken is weerlegd, is het hof - met de verdachte en anders dan de advocaat-generaal - van oordeel, dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte zodanige wetenschap had van de herkomst van de auto waarin hij reed, dat sprake is van het weten dan wel het redelijkerwijs moeten vermoeden dat de personenauto Mercedes Benz A180 een criminele herkomst had.
Gelet hierop kan het aan verdachte primair en subsidiair tenlastegelegde niet worden bewezen en zal het hof verdachte daarvan vrijspreken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 23 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. T.H. Bosma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.