In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1975, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie van categorie III. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 juli 2016 een revolver en zes scherpe patronen voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit psychische overmacht, omdat hij zich bedreigd voelde door zijn ex-partner. Het hof heeft echter geoordeeld dat dit beroep niet aannemelijk is gemaakt, aangezien de bedreigingen niet in de periode van het bewezenverklaarde feit plaatsvonden.
Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan. In plaats van de in beginsel op te leggen gevangenisstraf van vier maanden, heeft het hof een taakstraf van 120 uren opgelegd, subsidiair 60 dagen hechtenis. Dit besluit is mede ingegeven door de positieve persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure met meer dan twee jaren. Het hof heeft de strafoplegging gematigd, rekening houdend met de lange duur van de procedure en de omstandigheden van de verdachte, die inmiddels zijn leven op orde lijkt te hebben.