ECLI:NL:GHARL:2021:7297

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
21-005159-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs voor opzet bij diefstal en joyriding

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was beschuldigd van (poging tot) diefstal van een personenauto en joyriding. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een Renault Clio, die toebehoorde aan een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De verdachte had de auto in de nacht van 2 op 3 juni 2019 in [plaats2] gebruikt, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het opzet dat vereist is voor een bewezenverklaring van diefstal.

Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte in de betrokken nacht in het [naam2] was en dat hij een andere Renault Clio had gehuurd. Het hof concludeerde dat, hoewel de verdachte de auto had gebruikt, er onvoldoende bewijs was dat hij dit met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening deed. De omstandigheden, zoals het feit dat de verdachte zijn eigen auto vlakbij had staan en openhartig verklaarde over de gang van zaken, wezen erop dat hij niet de intentie had om de auto van een ander te stelen.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van zowel de diefstal als de poging daartoe, evenals van het joyriden. De beslissing werd genomen op basis van het gebrek aan bewijs voor het opzet dat noodzakelijk was voor de tenlastelegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005159-19
Uitspraak d.d.: 23 juli 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter
in de rechtbank Noord-Nederland van 30 september 2019 met parketnummer
18-134540-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
ingeschreven op het adres [adres1] , [plaats1] ,
volgens opgave van verdachte ter zitting van het hof:
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. M.M. Rietveldt, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij in of omstreeks de nacht van 2 juni 2019 op 3 juni 2019 te [plaats2] een personenauto, te weten een Renault Clio met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een FAAC vervangende afstandsbediening/handzender (in combinatie met een Renault afstandsbediening);
subsidiairhij in of omstreeks de nacht van 2 juni 2019 op 3 juni 2019 te [plaats2] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een personenauto, te weten een Renault Clio met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten een FAAC vervangende afstandsbediening/handzender (in combinatie met een Renault afstandsbediening), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiairhij te [plaats2] in of omstreeks de nacht van 2 juni 2019 op 3 juni 2019 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (een personenauto, te weten een Renault Clio met kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [naam1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, Boumaboulevard, in elk geval op een weg.

Vrijspraak

Verdachte wordt verweten dat hij zich in strijd met de wet een zwarte Renault Clio heeft toegeëigend, dan wel dat geprobeerd heeft, of ten minste met deze auto is gaan joyriden in de nacht van 2 op 3 juni 2019 te [plaats2] .
Niet ter discussie staat dat verdachte de betreffende nacht ter plaatse in het [naam2] was. Hij had de door hem gehuurde en eveneens zwarte, Renault Clio in de parkeergarage onder het casino geparkeerd. Toen verdachte in de loop van de avond met een vriend naar diens huis reed om extra geld op te halen om mee te spelen, is verdachte met een andere dan de door hem gehuurde zwarte Renault Clio uit de garage weggereden.
Voor een bewezenverklaring van al dan niet gekwalificeerde diefstal dient te worden bewezen dat daarbij sprake is geweest van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Gelet op de omstandigheden zoals die zijn gebleken uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat verdachte zich het goed weliswaar heeft toegeëigend, maar dat er onvoldoende bewijs is dat hij daarbij het oogmerk had dit wederrechtelijk te doen.
Het hof overweegt in dit verband dat het voldoende vast staat dat het aan de sleutelbos van verdachte aangetroffen FAAC-zendertje een rol heeft gespeeld bij het toe-eigenen van de auto die niet van verdachte was. Tevens zijn er omstandigheden te duiden die verdachte opmerkzaam hadden kunnen maken op het feit dat hij niet met zijn eigen auto wegreed. Verdachte had bijvoorbeeld kunnen merken dat zijn spullen niet in de auto lagen. Ook het feit dat de slagboom van de parkeergarage niet open ging toen het kenteken in beeld kwam, maar pas reageerde op het handmatig invoeren van het parkeerkaartje, had hem aan het denken kunnen zetten.
Echter, aannemelijk is geworden dat het FAAC-zendertje in bezit van verdachte was omdat hij hiermee de poort van zijn woning in [plaats3] opende. De auto van verdachte zag er daarnaast hetzelfde uit als de auto waarmee hij wegreed, op het kenteken na. Verdachte had zijn eigen auto pas kort voor het incident gehuurd, zodat enige onbekendheid met de auto niet persé alarmerend hoefde te zijn voor verdachte.
Er zijn bovendien omstandigheden die het hof als contra-indicatief voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening beschouwt. In de eerste plaats is dat het gegeven dat verdachte zijn eigen auto vlakbij stond en zonder moeite beschikbaar was om de korte afstand naar het huis van zijn vriend mee af te leggen. Het is het hof niet op voorhand duidelijk welk voordeel verdachte heeft kunnen hebben gehad bij het wegnemen van de auto van een ander voor dit doel. In de tweede plaats heeft verdachte na terugkomst bij het casino er weliswaar voor gekozen de auto niet opnieuw in de parkeergarage te zetten, maar hij heeft hem wel in het volle zicht op straat, voor het casino, geparkeerd, waar de gasten van het casino, inclusief de eigenaar van de auto hem zouden kunnen zien staan. Daarbij komt in de derde plaats dat verdachte bij zijn verhoor bij de politie volledig open heeft verklaard over de gang van zaken toen hij wegreed met de verkeerde Renault Clio, kennelijk zonder schroom om ook voor hem belastende omstandigheden te benoemen.
Gelet op de voorgaande omstandigheden, kan de benodigde mate van opzet voor het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet worden bewezen en dient verdachte van zowel de verweten diefstal als de poging daartoe te worden vrijgesproken. Het gebrek aan bewijs voor opzet zoals hierboven aangegeven leidt er ook toe dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de auto opzettelijk wederrechtelijk heeft gebruikt, zodat hij ook van het meer subsidiair verweten joyriden zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 23 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. T.H. Bosma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.