ECLI:NL:GHARL:2021:7280
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis van de rechtbank inzake opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder op 2 september 2019 veroordeeld voor het opzettelijk uitgeven van valse bankbiljetten. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.
Tijdens de zitting op 8 juli 2021 heeft het hof de zaak behandeld. De advocaat-generaal had gevorderd om de taakstraf te vervangen door een gevangenisstraf van 30 dagen, maar het hof heeft deze vordering verworpen. De raadsman van de verdachte voerde aan dat er geen bewijs was voor het subsidiair tenlastegelegde, omdat de bankbiljetten niet in omloop waren gebracht en de verdachte niet wist dat ze vals waren. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat de verdachte de bankbiljetten in het economisch verkeer had gebracht door ze aan te bieden in ruil voor muntjes.
Het hof concludeerde dat de valsheid van de bankbiljetten evident was, gebaseerd op getuigenverklaringen en forensisch onderzoek. De rechtbank had op juiste wijze beslist en het hof bevestigde het vonnis met aanvulling van de gronden. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. L.J. Bosch als voorzitter, en de raadsheren mr. G.A. Versteeg en mr. A. Meester. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffier G.G. Eisma.