ECLI:NL:GHARL:2021:7252

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
21-004763-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Overijssel met betrekking tot poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 december 2020. De verdachte, geboren in 1992 en thans verblijvende in P.I. Flevoland, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en had de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. De vordering van de benadeelde partij was geheel toegewezen, en de rechtbank had ook een eerdere voorwaardelijke straf ten uitvoer gelegd.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, specifiek met betrekking tot de kwalificatie van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Het hof oordeelde dat de kwalificatie van poging tot zware mishandeling moest worden aangevuld met de toevoeging 'meermalen gepleegd'. Het hof heeft geen gevolg gegeven aan de akte van intrekking van de verdediging voor twee van de drie tenlastegelegde feiten, omdat deze akte na de aanvang van de behandeling van het hoger beroep was ingediend. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank voor het overige, met inachtneming van de gewijzigde kwalificatie.

De uitspraak van het hof is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen van 28 mei 2021 en 14 juli 2021, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Snel. Het hof heeft geoordeeld dat het beroep betrekking heeft op het vonnis in zijn volle omvang, en heeft de beslissing van de rechtbank in grote lijnen bevestigd, met uitzondering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004763-20
Uitspraak d.d.: 28 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 3 december 2020 met parketnummer 08-952204-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 08-760108-17, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
thans verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 28 mei 2021 en 14 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. L. Snel, naar voren is gebracht.

Omvang van het beroep

Op 12 juli 2021 heeft mr. J.M. Keizer, per fax/mail de rechtbank Overijssel te kennen gegeven dat de verdediging het hoger beroep wenst in te trekken voor wat betreft de onder 1 en onder 2 tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft daarop diezelfde dag een akte partiële intrekking opgemaakt voor wat betreft het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde.
Ingevolge artikel 453 Sv kan het hoger beroep worden ingetrokken tot aan de aanvang van de behandeling van het hoger beroep.
De behandeling van het beroep in onderhavige zaak is aangevangen bij de terechtzitting van 28 mei 2021. Vanaf dat moment kan het hoger beroep niet meer (partieel) worden ingetrokken. De akte partiële intrekking is van na 28 mei 2021. Naar het oordeel van het hof is er dan ook geen sprake van een rechtsgeldige partiële intrekking van het hoger beroep.
Het hof zal voorts geen toepassing geven aan het bepaalde in artikel 416, tweede lid, Sv met betrekking tot het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde, nu ter terechtzitting is gebleken dat de bezwaren van de verdediging, naast de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde en de toewijzing van de vordering benadeelde partij [benadeelde] (feit 1 subsidiair), zich met name richten tegen de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Gezien het bepaalde in artikel 423, vierde lid, Sv zou toepassing van het in artikel 416, tweede lid, Sv er toe kunnen leiden dat die maatregel daarmee vaststaat.
Het hof oordeelt dat het beroep betrekking heeft op het vonnis van de rechtbank in zijn volle omvang.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 3 december 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van de onder 1 subsidiair, onder 2 en onder 3 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, welke dadelijk uitvoerbaar is verklaard. De vordering van de benadeelde partij is geheel toegewezen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd. Ten slotte heeft de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijke opgelegde straf, te weten 57 dagen gevangenisstraf, geheel toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist, behalve ten aanzien van de kwalificatie van het onder 3 bewezenverklaarde. Ten aanzien van de kwalificatie van het onder 3 bewezenverklaarde zal het hof het vonnis van de rechtbank vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen. Het hof zal het vonnis voor het overige met overneming van de gronden bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigd het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie van het onder 3 bewezenverklaarde en doet in zoverre opnieuw recht.
Kwalificeert het onder 3 bewezenverklaarde als:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. B.J.J. Melssen, voorzitter,
mr. R.J. Bokhorst en mr. E. van Dusschoten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier,
en op 28 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E. van Dusschoten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.