ECLI:NL:GHARL:2021:7249

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
21-002680-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besturen van een auto onder invloed van alcohol met taakstraf en voorwaardelijke ontzegging rijbevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1993, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het besturen van een auto onder invloed van alcohol. De politierechter had de verdachte op 18 april 2019 veroordeeld tot een geldboete van € 950,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 8 maanden. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 7 juli 2021, waarbij de advocaat-generaal een vordering heeft ingediend tot vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 40 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 8 maanden met een proeftijd van 3 jaren.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 januari 2019 als bestuurder van een motorrijtuig een alcoholgehalte van 740 microgram per liter uitgeademde lucht had, wat aanzienlijk hoger is dan de toegestane 220 microgram. De verdachte heeft erkend schuldig te zijn aan de feiten en heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk als timmerman en zijn wens om zijn rijbewijs te behouden voor zijn werk en om zijn dochtertje te kunnen zien.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 8 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. De bijkomende straf van ontzegging zal niet ten uitvoer worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002680-19
Uitspraak d.d.: 21 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 18 april 2019 met parketnummer 96-026851-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de politierechter, bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J. Boelstra, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 18 april 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994 veroordeeld tot een geldboete van € 950,-, subsidiair 19 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 8 maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2019 te [plaats] , als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 740 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2019 te [plaats] , als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 740 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (740 microgram).

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet door een auto te besturen, terwijl het alcoholgehalte van zijn adem op dat moment aanzienlijk hoger was dan de toegestane 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, namelijk 740 microgram. Verdachte heeft door zo te handelen de verkeersveiligheid, daaronder tevens begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, veronachtzaamd en in gevaar gebracht.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 juni 2021, waaruit blijkt dat verdachte onder meer ter zake van rijden onder invloed eerder onherroepelijk is veroordeeld tot straffen. Kennelijk hebben deze eerdere veroordelingen verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan soortgelijke feiten. Tevens blijkt uit voornoemd uittreksel dat verdachte na de pleegdatum van het in deze zaak ter beoordeling staande feit meermaals straffen zijn opgelegd, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door verdachte en zijn raadsvrouw naar voren gebracht ter terechtzitting van het hof. Verdachte werkt thans fulltime en in vast dienstverband als timmerman. Om dit werk te kunnen uitoefenen heeft hij zijn rijbewijs nodig. Hij is gestopt met het drinken van alcohol. Verdachte heeft ten aanzien van het bewezenverklaarde een bekennende verklaring afgelegd en verantwoordelijkheid genomen voor dit feit. Verdachte is recent niet meer ter zake van het plegen van nieuwe strafbare feiten met politie en justitie in aanraking gekomen. Verdachte heeft op de zitting van het hof benadrukt dat hij zijn huidige stabiele(re) leven graag wil behouden, mede om zijn 6-jarige dochtertje regelmatiger te kunnen gaan zien.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, beide van na te melden duur, passend is. Deze straf biedt verdachte de mogelijkheid de door hem – positieve – ingeslagen weg voort te zetten en om zijn rijbevoegdheid en daarmee zijn baan te behouden. De straf dient tevens als stok achter de deur, om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan een (soortgelijk) strafbaar feit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 21 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.