In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juli 2021 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, maar dit was door het Hof niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank had op 25 september 2020 uitspraak gedaan op het bezwaar van belanghebbende tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2012. De termijn voor het indienen van hoger beroep eindigde op 6 november 2020. Het hoger beroep werd echter pas op 16 november 2020 door het Hof ontvangen, wat leidde tot de niet-ontvankelijk verklaring.
Belanghebbende heeft op 28 mei 2021 verzet aangetekend tegen deze uitspraak, stellende dat hij het beroepschrift op 4 november 2020 per post had aangeboden. Het Hof heeft echter geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift tijdig ter post was bezorgd. De datumstempel van het postbedrijf wees uit dat het beroepschrift pas op 13 november 2020 was afgestempeld, na het verstrijken van de wettelijke termijn. Het Hof heeft vastgesteld dat de voorwaarden voor een ontvankelijk verzet niet zijn voldaan, omdat belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij het beroepschrift op of vóór de deadline ter post heeft bezorgd.
De uitspraak van het Hof concludeert dat het verzet ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en belanghebbende is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.