Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
de raad voor de kinderbescherming,
[de vader] (de vader)
de pleegouders.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind centraal. De moeder, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, verzoekt het hof om het gezag te herstellen. De rechtbank had op 26 januari 2021 besloten het gezag van de ouders te beëindigen en de William Schrikker Stichting belast met de voogdij. De moeder is het niet eens met deze beslissing en stelt dat zij in staat is om voor haar kind te zorgen.
De minderjarige, geboren in 2018, staat sinds 12 juni 2019 onder toezicht van de William Schrikker Stichting en verblijft in een pleeggezin. Het hof heeft de zitting op 13 juli 2021 gehouden, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en de William Schrikker Stichting. Het hof heeft de argumenten van de moeder gehoord, maar ook de zorgen van de betrokken instanties over de ontwikkeling van het kind.
Het hof oordeelt dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de moeder niet binnen een aanvaardbare termijn voor het kind kan zorgen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de noodzaak voor het kind om in een veilige en stabiele omgeving op te groeien, wat momenteel in het pleeggezin het geval is. De moeder heeft zelf aangegeven dat zij accepteert dat haar kind in het pleeggezin opgroeit en dat het goed gaat met het kind. Het hof bekrachtigt daarom de eerdere beschikking van de rechtbank en bepaalt dat de kosten van de rechtszaak door beide partijen zelf gedragen worden.