ECLI:NL:GHARL:2021:7199

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
200.293.237
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van de moeder over de minderjarige na langdurige uithuisplaatsing

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind centraal. De moeder, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, verzoekt het hof om het gezag te herstellen. De rechtbank had op 26 januari 2021 besloten het gezag van de ouders te beëindigen en de William Schrikker Stichting belast met de voogdij. De moeder is het niet eens met deze beslissing en stelt dat zij in staat is om voor haar kind te zorgen.

De minderjarige, geboren in 2018, staat sinds 12 juni 2019 onder toezicht van de William Schrikker Stichting en verblijft in een pleeggezin. Het hof heeft de zitting op 13 juli 2021 gehouden, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en de William Schrikker Stichting. Het hof heeft de argumenten van de moeder gehoord, maar ook de zorgen van de betrokken instanties over de ontwikkeling van het kind.

Het hof oordeelt dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de moeder niet binnen een aanvaardbare termijn voor het kind kan zorgen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de noodzaak voor het kind om in een veilige en stabiele omgeving op te groeien, wat momenteel in het pleeggezin het geval is. De moeder heeft zelf aangegeven dat zij accepteert dat haar kind in het pleeggezin opgroeit en dat het goed gaat met het kind. Het hof bekrachtigt daarom de eerdere beschikking van de rechtbank en bepaalt dat de kosten van de rechtszaak door beide partijen zelf gedragen worden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.293.237
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 510549)
beschikking van 27 juli 2021
in het hoger beroep van:
[de moeder] (de moeder)
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: H.M. Helleman (in Bussum).
Belanghebbenden zijn:
(1)
de raad voor de kinderbescherming,
(in Rotterdam),
(2)
[de vader] (de vader)
woonplaats: [woonplaats1] ,
(3) de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
(in Amsterdam)
(4)
de pleegouders.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de beëindiging van het gezag van de moeder over [de minderjarige] , geboren [in] 2018.

2.Belangrijke informatie

2.1
De ouders hadden samen het gezag over [de minderjarige] . Dat betekent dat de ouders samen belangrijke beslissingen over [de minderjarige] kunnen nemen.
2.2
[de minderjarige] stond sinds 12 juni 2019 onder toezicht van de William Schrikker Stichting.
2.3
[de minderjarige] verblijft sinds 12 juni 2019 in een netwerkpleeggezin. Sinds 5 februari 2019 woont zij in het pleeggezin waar zij nu woont. Dit is een perspectiefbiedend pleeggezin. Dat betekent dat [de minderjarige] daar kan blijven wonen tot zij volwassen is. De kinderrechter heeft een machtiging uithuisplaatsing afgegeven voor het wonen in een pleeggezin. De kinderrechter heeft deze machtiging daarna iedere keer verlengd. De laatste verlenging was geldig tot 12 juni 2021.

3.De beslissing van de rechtbank

De raad voor de kinderbescherming heeft de rechtbank verzocht om het gezag van de ouders over [de minderjarige] te beëindigen. De rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft op 26 januari 2021 een beslissing genomen. De rechtbank heeft het gezag van de ouders over [de minderjarige] beëindigd en de William Schrikker Stichting belast met de voogdij. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat de beslissing direct is gaan gelden.

4.Het hoger beroep

De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij is in hoger beroep gegaan. Zij vindt dat het hof het verzoek van de raad voor de kinderbescherming om het gezag van de moeder te beëindigen alsnog moet afwijzen. De moeder vindt dat zij het gezag terug moet krijgen.
De moeder vindt dat de raad de kosten van het hoger beroep moet betalen.

5.De rechtszaak bij het hof

Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift van 20 april 2021 met bijlagen, dat het hof heeft ontvangen op 22 april 2021;
- het verweerschrift van de William Schrikker Stichting met bijlagen.
De zitting bij het hof was op 13 juli 2021.
Aanwezig waren:
- de moeder met haar advocaat;
- [naam1] voor de raad voor de kinderbescherming;
- [naam2] en [naam3] voor de William Schrikker Stichting.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
Het hof zal beslissen dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden. Het hof zal daarom de beschikking van de rechtbank bekrachtigen. Het hof heeft hiervoor dezelfde redenen die de rechtbank heeft genoemd. Naast de redenen die de rechtbank heeft genoemd zal het hof ook om de volgende redenen beslissen dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden.
6.2
De rechter kan het gezag van een ouder beëindigen als een kind zo opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de ouder niet binnen een aanvaardbare termijn zelf voor het kind kan zorgen. Door het beëindigen van het gezag kan het kind veilig opgroeien (artikel 1:266 BW).
6.3
Een kind dat in een pleeggezin woont heeft recht op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in het pleeggezin en duidelijkheid over waar hij zal opgroeien. Als een kind uit huis geplaatst is en de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing telkens moet worden verlengd is het de hele tijd onzeker voor het kind waar hij zal opgroeien. Als duidelijk is dat een kind niet meer binnen een aanvaardbare termijn thuis kan wonen, is het geen juiste maatregel om telkens de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing te verlengen. Dit geeft namelijk te veel onzekerheid voor het kind. Daar komt nog bij dat ondertoezichtstelling juist gericht is op thuisplaatsing van een kind. Met aanvaardbare termijn wordt bedoeld hoeveel onzekere tijd een kind aan kan over de vraag in welk gezin hij zal opgroeien zonder dat hij daardoor ernstige schade oploopt voor zijn ontwikkeling.
6.5
Uit de informatie van de raad voor de kinderbescherming en de William Schrikker Stichting blijkt dat moeder niet voor [de minderjarige] kan zorgen en dat de aanvaardbare termijn inmiddels voorbij is. De moeder heeft op de zitting zelf ook gezegd dat zij niet meer de hoop heeft dat [de minderjarige] nog bij haar thuis kan komen wonen en dat zij geaccepteerd heeft dat [de minderjarige] binnen het pleeggezin zal opgroeien. De moeder heeft verteld dat het goed gaat met [de minderjarige] binnen het pleeggezin en dat zij daar veilig is. Moeder heeft goed contact met de pleegouders en zij heeft regelmatig omgang met [de minderjarige] . Ook uit de informatie van de raad en de William Schrikker Stichting blijkt dat [de minderjarige] op een veilige plek woont in het pleeggezin, dat zij zich vertrouwd voelt bij haar pleegouders en dat zij zich goed ontwikkelt.
Het is goed van de moeder dat zij accepteert dat [de minderjarige] binnen het pleeggezin opgroeit en dat zij het belang van [de minderjarige] voorop heeft gesteld. De raad heeft op de zitting hierover gezegd dat de acceptatie van de moeder en de rust die de moeder hierover uitstraalt naar [de minderjarige] van groot belang zijn voor [de minderjarige] . Dat de moeder accepteert dat [de minderjarige] in het pleeggezin blijft en opgroeit kan echter niet een reden zijn om het gezag van de moeder niet te beëindigen. De reden om het gezag van de moeder te beëindigen is dat duidelijk is dat [de minderjarige] niet meer bij de moeder zal kunnen wonen, zodat het telkens verlengen van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet de juiste maatregel zou zijn. Dit zou te veel onzekerheid geven voor [de minderjarige] .
6.6
Het hof zal beslissen dat de moeder en de raad voor de kinderbescherming allebei de eigen kosten van de rechtszaak dragen, omdat het gaat over een gezagsbeëindiging.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 26 januari 2021 waarover de moeder een beslissing heeft gevraagd;
bepaalt dat de moeder en de raad voor de kinderbescherming allebei de eigen kosten van de rechtszaak dragen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, H. Phaff en A.T. Bol, in samenwerking met mr. M. Vodegel, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2021 door mr. Phaff.