In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in een herroepingsprocedure. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.H.J.M. Stassen, verzocht om herroeping van een eerder arrest dat op 24 oktober 2017 was gewezen in hoger beroep. De eiseres stelde dat de leeflaagsanering van een gedempte sloot niet overeenkomstig de door de provincie gegeven beschikking van 3 maart 1998 was uitgevoerd. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. L.E. de Leeuw, voerde aan dat de sanering wel degelijk had plaatsgevonden conform de vereisten.
Het hof oordeelde dat het herroepingsverzoek van de eiseres niet gegrond was. Het hof stelde vast dat de overwegingen van de rechtbank Midden-Nederland, die in de hoofdprocedure waren gedaan, niet ter beoordeling lagen in het hoger beroep. De eiseres had geen nieuwe feiten of bewijsstukken overgelegd die de herroeping konden rechtvaardigen. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van bedrog door de gedaagde of van achtergehouden stukken van beslissende aard.
De eiseres werd in de kosten van het geding veroordeeld, met een totaalbedrag van € 3.666,- aan proceskosten, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Het hof verklaarde de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van relevante grieven en het tijdig aanvoeren van bewijs in herroepingsprocedures.