ECLI:NL:GHARL:2021:7133

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
21-006560-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed, bedreiging en verzet tegen aanhouding

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht ten aanzien van een politieagente, en verzet tegen zijn aanhouding. De feiten vonden plaats op 6 juli 2019, waarbij de verdachte met een alcoholgehalte van 1,74 milligram per milliliter bloed een motorrijtuig bestuurde. Tevens bedreigde hij een politieagente met de woorden dat hij een vuurwapen zou ophalen en haar thuis zou opzoeken. Tijdens zijn aanhouding heeft hij zich verzet en een van de agenten in zijn been gebeten. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op acht weken, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, zoals zijn werk en relatie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006560-19
Uitspraak d.d.: 20 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 december 2019 met parketnummer 18-187814-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-195506-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken en niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vordering tenuitvoerlegging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E. Albayrak, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken. Voorts heeft de politierechter de vordering tenuitvoerlegging deels toegewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 juli 2019 te [plaats1] , althans in de gemeente [gemeente] , als bestuurder van een motorrijtuig, (een personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,74 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 6 juli 2019 te [plaats2] , althans in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, [naam1] (medewerkster van de Politie Noord-Nederland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam1] dreigend de woorden toe te voegen "ik haal een vuurwapen op en dan zoek ik je thuis op, Ik weet wel waar je woont [naam1] ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 6 juli 2019 te [plaats3] , althans in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambtena(a)r(en), [naam2] en/of [naam1] , medewerker(s) van de Politie Eenheid Noord-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte terzake het plegen van een strafbaar feit en/of teneinde de verdachte over te kunnen brengen naar een plaats van voorgeleiding voor een hulpofficier van justitie en/of verhoor, door met zijn handen/vuisten en/of armen slaande bewegingen en/of kopstootbewegingen te maken naar [naam2] en/of [naam1] , en/of die [naam2] in zijn (rechter) been te bijten, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een rode plek met (bijt)gaatjes, althans een bijtwond, bij die [naam2] ten gevolge heeft gehad;
3. subsidiair
hij op om streeks 6 juli 2019 te [plaats3] , althans ub de gemeente [gemeente] , een ambtebaar, [naam2] , g4edurnde en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zjn bediening (mederwerker van de Politie Noord Nederland) heeft mishandeld door die [naam2] (in zijn been) te bijten.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 6 juli 2019 te [plaats1] , als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,74 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
2.
hij op 6 juli 2019 te [plaats2] , althans in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, [naam1] , medewerkster van de Politie Noord-Nederland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam1] dreigend de woorden toe te voegen "ik haal een vuurwapen op en dan zoek ik je thuis op, Ik weet wel waar je woont [naam1] ";
3.primair
hij op 6 juli 2019 in Nederland, zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren [naam2] en [naam1] , medewerkers van de Politie Eenheid Noord-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte terzake het plegen van een strafbaar feit, door met zijn handen en armen slaande bewegingen en kopstootbewegingen te maken naar [naam2] en [naam1] , en die [naam2] in zijn rechterbeen te bijten, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een bijtwond bij die [naam2] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (1,74 milligram).
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een personenauto bestuurd terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. Voorts heeft hij diezelfde dag een politieagente bedreigd en zich verzet tegen zijn aanhouding, waarbij hij een van de agenten die hem heeft aangehouden, in zijn been heeft gebeten. Dit zijn zeer ernstige feiten. Verdachte heeft de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de bij zijn aanhouding betrokken agenten. Door een politieagente te bedreigen heeft verdachte gevoelens van angst bij haar teweeggebracht. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van de agent aangetast door hem in zijn been te bijten.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 juni 2021 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van onder andere vergelijkbare strafbare feiten.
Door en namens verdachte is ter zitting in hoger beroep verzocht af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat het – kort weergegeven – goed gaat met verdachte. Hij heeft een vaste baan en woont samen met zijn vriendin.
Gelet op de ernst van de door verdachte begane feiten, acht het hof echter oplegging van een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. Het hof acht oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van acht weken passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 18-195506-17

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 22 maart 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter zitting in hoger beroep gevorderd dat het openbaar ministerie in onderhavige vordering niet-ontvankelijk zou worden verklaard, indien deze vordering zou worden toegewezen in de gelijktijdig behandelde zaak tegen verdachte, met parketnummer 21-001511-20. Nu aan deze voorwaarde is voldaan, wijst het hof de vordering tot tenuitvoerlegging in onderhavige zaak af.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 181 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Nederland van 7 augustus 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 22 maart 2018, parketnummer 18-195506-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met proeftijd van 2 jaren.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 20 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.