ECLI:NL:GHARL:2021:7132

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
21-001511-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing strafoplegging en vordering benadeelde partij in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1993, was eerder veroordeeld voor stalking en belaging van zijn ex-vriendin. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoplegging. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertig dagen, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaren, inclusief een meldplicht bij de reclassering. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van tweehonderdveertig uren, subsidiair honderdtwintig dagen hechtenis. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.518,20, inclusief proceskosten. Het hof wijst ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere gevangenisstraf van twee maanden toe, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Het hof overweegt dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij en dat zijn gedrag ernstige gevolgen heeft gehad voor haar. De rechtbank had eerder al een contact- en locatieverbod opgelegd, maar de verdachte heeft deze niet gerespecteerd. Het hof concludeert dat de opgelegde straffen passend zijn, gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001511-20
Uitspraak d.d.: 20 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 20 maart 2020 met parketnummer 18-274369-19 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-195506-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank, waarbij de vordering tenuitvoerlegging wordt toegewezen in die zin dat één maand gevangenisstraf wordt opgelegd en de resterende maand gevangenisstraf wordt omgezet in een taakstraf. Voorts vordert de advocaat-generaal toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, aangevuld met de in hoger beroep gevorderde reis- en verletkosten.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E. Albayrak, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 20 maart 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. Voorts heeft de rechtbank aan verdachte een contact- en locatieverbod opgelegd.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen behalve voor zover het betreft de strafoplegging, met aanvulling van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en met verbetering van de gronden. Ten aanzien van deze onderdelen van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Het hof is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte de uit het dossier naar voren komende anonieme telefoontjes heeft gepleegd. De bewijsoverweging van de rechtbank, voor zover die betrekking heeft op de anonieme telefoontjes, neemt het hof niet over. In de door de rechtbank onder nummer 4, 5, 10 en 11 opgenomen bewijsmiddelen wordt verwezen naar deze anonieme telefoontjes. Het hof neemt deze onderdelen van de inhoud van de bewijsmiddelen niet over. De inhoud van deze bewijsmiddelen komt als volgt te luiden:
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2019182714-1, d.d. 13 juli 2019, opgenomen in het dossier, inhoudend als verklaring van aangeefster [benadeelde partij] :
Op 21 juni besloot ik onze relatie te verbreken.
(…)
Helaas vanaf het weekend van de verbreking van de relatie begon de ellende pas. (…)
Mij vraagt hij constant waar ik ben en wat ik doe.
(…)
Ik kreeg een berichtje van [verdachte] met de mededeling: ‘Ik sta morgen 12 voor je huis”. Hierop
werd ik bang en besloot mijn ouders direct in te lichten. Zij zijn vanmorgen om 6 uur op de
boot gestapt en thuis gekomen.
(…)
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met nummer PL0100-2019187555-9, d.d. 25 juli 2019, opgenomen in het dossier, inhoudend als verklaring van aangeefster [benadeelde partij] :
Sinds 21 juni valt [verdachte] mij nu lastig. Dat lastig vallen bestaat uit telefoongesprekken en bezoeken bij mij aan huis en in de straat. [verdachte] heeft een telefoon met het nummer [nummer1] . In die periode had ik een telefoon met het nummer [nummer2] . Ook heeft hij mijn ouders veelvuldig gebeld, vaak tot diep in de nacht. Mijn ouders hebben hun korte vakantie op [plaats1] moeten onderbreken omdat [verdachte] dreigde mij op te zoeken thuis.
In die periode is er zelfs een periode van 2 dagen geweest waarop hij mij meer dan 250 keer gebeld heeft. Hij heeft ook vriendinnen van mij berichten gestuurd.
[…]
Op 12 juli kreeg ik constant berichten van [verdachte] via WhatsApp. Hij probeerde mij ook steeds te bellen via video WhatsApp. Ik nam dan niet op maar stuurde hem wel een berichtje, dat hij moest stoppen met bellen. Hij vroeg tijdens die gesprekken dan of we weer samen konden zijn en vroeg dan om een foto. Hij heeft 2 gezichten. De ene keer is hij weer woest en dan is hij weer heel lief.
Omstreeks 22.10 uur heb ik de politie gebeld. [verdachte] had mij eerst via de telefoon gezegd: "Het is nu oorlog". Even later stond [verdachte] ineens bij mijn woning en keek door het raam. Ik was toen alleen thuis met mijn broertje. Mijn ouders waren toen voor een korte vakantie op [plaats1] . Ik was toen enorm bang, omdat ik weet waartoe [verdachte] in staat is. Als hij gedronken heeft kan hij heel agressief zijn. Ik ben op zich niet zo gauw bang, maar ik dacht toen, dit is menens. Toen heb ik de politie gebeld. Hij is toen weer weggegaan maar ik kreeg een berichtje, dat hij morgen om 12.00 uur weer voor de deur zou staan. Ik was zo bang, dat ik toen toch maar mijn ouders heb gebeld. Zij hebben hun korte vakantie op [plaats1] toen onderbroken en zijn de volgende morgen met de boot van 6.00 uur terug gekomen naar huis. Op 16 juli is [verdachte] ook aangehouden door de politie. Toen werd het rustig. Ik kreeg geen telefoontjes meer en hij kwam niet meer bij ons in de straat. Via de politie hoorde ik dat [verdachte] was opgenomen in [naam1] in [plaats2] . Vanaf het moment dat hij daar is opgenomen, begonnen de telefoontjes weer. Hij mag daar gewoon zijn telefoon houden en dus ging hij mij weer bellen. Ik had zijn nummer al veel langer geblokkeerd, (…). Ik heb toen een ander telefoonnummer genomen.
[…]
Op zondag 21 juli kreeg ik een berichtje via Facebook van de moeder van [verdachte] . Dat gebeurt normaal nooit. Ik dacht, wellicht wil de moeder van [verdachte] met me praten en vragen hoe het gaat. Toen ik het bericht opende, bleek het [verdachte] te zijn. Hij zat op het Facebook-account van zijn moeder. Ik vroeg hem of zijn moeder bij hem was. Hij zei toen van wel, maar achteraf blijkt dat niet zo te zijn. Die berichtjes heb ik u gestuurd. Ik heb [verdachte] gezegd dat ik geen contact met hem wil. Hij kan mij nu niet meer bellen, dus probeert hij het zo. Afgelopen weken heeft hij ook veelvuldig mijn moeder gebeld. Mijn moeder ( [naam2] ) heeft telefoonnummer [nummer3] . Mijn moeder heeft zijn telefoonnummer geblokkeerd, (…). Zeker nu ik een ander telefoon heb, valt hij dus ook mijn moeder lastig. Ze heeft wel eens een paar keer opgenomen en toen was het [verdachte] . Hij belt haar soms wel 12 tot 20 keer per dag. Dat is heel verschillend. Er zijn ook wel dagen dat er niet gebeld wordt. maar dan zijn er zomaar weer dagen bij van soms wel 30 keer per dag. (…)
is nu nog opgenomen, maar wat hij gaat doen als hij vrij komt, weet ik niet. Hij heeft 2 gezichten. Hij kan heel lief zijn, maar als hij zijn zin niet krijgt, weet ik niet hoe hij reageert. Ik had nooit gedacht, dat hij dit allemaal zou doen, nadat ik de relatie had verbroken. Ik wil niet het leven gaan leiden, dat ik elk moment om moet kijken of [verdachte] daar niet is en of hij mij iets aan wil doen. Dat doe ik nu wel. Ik vind het ook heel erg dat mijn ouders nu niet op vakantie kunnen omdat ze bang zijn, dat mij wat overkomt. En dat komt allemaal, omdat [verdachte] niet kan accepteren dat onze relatie voorbij is.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 augustus 2019, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam3] :
[benadeelde partij] heeft op een gegeven moment een ander telefoonnummer genomen, om van het bellen van [verdachte] af te zijn. (…) Mijn telefoonnummer is [nummer4] . Op maandag 12 augustus om 22.26 uur, heb ik via Messenger nog een bericht gekregen van [verdachte] . Het betrof hier 3 berichtjes, waar ik overigens niet op gereageerd heb. [verdachte] schreef het volgende: "ik kin net meer" "bedankt" "wist tegen [benadeelde partij] zege dat ik van haar hou".
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor met nummer PL0100-2019187555-26, d.d. 24 augustus 2019, opgenomen in het dossier, inhoudend als verklaring van [naam2] :
Op 21 juni heeft [benadeelde partij] de relatie met [verdachte] verbroken. Vanaf die tijd bleef [verdachte] [benadeelde partij] lastig vallen. Hij belde haar heel vaak op en of appte met haar. Het ging daarna van kwaad tot erger. Hij kwam op ons woonadres en bleef [benadeelde partij] lastig vallen, terwijl ze dit niet wilde. Hij bedreigde haar of dreigde zichzelf wat aan te doen.
[…]
Uiteindelijk heeft [benadeelde partij] een ander telefoonnummer genomen, zodat [verdachte] haar niet meer kon bereiken. Vanaf het moment dat zij een ander nummer heeft, probeerde [verdachte] het via anderen, waaronder ik.
Ik zal u een relaas geven, van alle berichten en telefoontjes, die ik van [verdachte] heb ontvangen. [verdachte] heeft een paar keer contact gemaakt met zijn nummer als zijnde bekend, maar een heel groot gedeelte van die contactmomenten, waren met een privé nummer.
De telefoontjes zijn begonnen op zaterdag 13 juli. Ik was samen met de vader van [benadeelde partij] , een weekendje op [plaats1] . [benadeelde partij] is toen thuis in [plaats3] lastig gevallen en bedreigd door [verdachte] .|
Telefoonnummer moeder van [benadeelde partij] ( [naam2] ) [nummer3]
[plaats1]
zaterdag 13 juli 2019 01:37 uur [verdachte] geeft aan dat het gaat bellen (…)
zondag 14 juli 2019 (…) en heeft veel berichtjes van Messenger /Facebook van het account van [verdachte] .
(…)
1x belt hij gewoon als [verdachte] met nummer [nummer1] .
Op 14 juli 2019 stuurde [verdachte] via Messenger berichten naar mij. Dat begon om 14.24 uur en het stopte om 17.04. Ik ben eerst het gesprek met [verdachte] aangegaan maar vanaf 14.51 heeft [benadeelde partij] teruggeschreven aan [verdachte] .
De overige bewijsmiddelen worden wel in het geheel overgenomen en aldus bevestigd.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft onder meer het volgende overwogen:
Verdachte heeft gedurende een periode van vijf maanden en ondanks dat hij in een proeftijd liep in verband met een eerdere veroordeling wegens stalking van een vriendin waarmee hij vóór aangeefster een relatie heeft gehad, via diverse sociale media met hoge frequentie berichten naar zijn ex-vriendin, haar ouders en haar vriendinnen gestuurd. De berichten gericht aan zijn ex-vriendin waren deels intimiderend en bedreigend van aard. Voorts heeft hij in deze periode getracht (anoniem) telefonisch contact te zoeken met aangeefster haar moeder en een vriendin. Verdachte heeft door aldus te handelen stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte handelde vanuit zijn eigen behoefte om contact met haar te hebben, terwijl zij hem uitdrukkelijk te kennen had gegeven dat beslist niet te willen.Verdachte heeft zich bovendien niet gehouden aan een door de officier van justitie gegeven gedragsaanwijzing inhoudende een contactverbod met aangeefster. Deze gedragsaanwijzing was aan verdachte opgelegd omdat aangeefster al meerdere malen aan de politie had aangegeven dat verdachte weigerde haar met rust te laten ondanks indringende verzoeken van aangeefster daartoe. Uit het door haar ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht blijkt dat de gevolgen van verdachtes gedrag voor haar groot zijn geweest en nog steeds zijn. Ze leefde in een periode van angst en stress en heeft door het handelen van verdachte meerdere keren een (bij)baan op moeten zeggen. Verdachte heeft met zijn handelen de persoonlijke integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer in ernstige mate aangetast. In het bijzonder nu verdachte voornoemde gedragsaanwijzing niet in acht heeft genomen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor belaging.
Het hof neemt bovenstaande overwegingen over.
Ter zitting in hoger beroep heeft verdachte aangegeven dat het goed met hem gaat. Na de zitting in eerste aanleg heeft hij zich aangemeld bij de GGZ, waar hij thans nog steeds onder behandeling is. De frequentie van de afspraken bij de GGZ is afgeschaald omdat het goed gaat. Verdachte heeft een vaste baan en woont samen met zijn vriendin.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertig dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Daarnaast acht het hof het passend en geboden om aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vier maanden met een proeftijd van drie jaren. Deze voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur om ervoor te zorgen dat verdachte niet nogmaals een (soortgelijk) strafbaar feit begaat. Het hof koppelt aan deze voorwaardelijke straf reclasseringstoezicht en een meldplicht bij de reclassering. Aangezien verdachte zelf contact heeft gezocht met de GGZ en dit contact nog voortduurt, acht het hof de door de rechtbank voor het overige opgelegde bijzondere voorwaarden niet langer passend.
Het hof acht het, anders dan de rechtbank, evenmin nog passend en geboden aan de verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat op dit moment, zestien maanden na het vonnis in eerste aanleg, sprake is van concreet gevaar voor recidive dan wel de noodzaak van beveiliging van de maatschappij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.518,20. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Ter zitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij vergoeding van (aanvullende) proces- en verletkosten gevorderd. Het hof acht deze kosten voor toewijzing vatbaar.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 18-195506-17

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 22 maart 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet geen aanleiding deze straf deels om te zetten in een taakstraf. Verdachte was een gewaarschuwd mens en dient de consequenties van zijn handelen te dragen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 184a en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de oplegging van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren
- ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of
- geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.518,20 (duizend vijfhonderdachttien euro en twintig cent) bestaande uit € 18,20 (achttien euro en twintig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 127,56 (honderdzevenentwintig euro en zesenvijftig cent).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.518,20 (duizend vijfhonderdachttien euro en twintig cent) bestaande uit € 18,20 (achttien euro en twintig cent) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 18 november 2019.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 22 maart 2018, parketnummer 18-195506-17, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 20 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.