ECLI:NL:GHARL:2021:7129

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
21-003855-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van belaging door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden na beoordeling van frequentie en intensiteit van gedragingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor belaging van twee personen, met als gevolg een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting op 5 juli 2021 heeft het hof de zaak onderzocht, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. P. Bollema.

Het hof heeft vastgesteld dat de gedragingen van de verdachte, zoals het veelvuldig sturen van berichten en het benaderen van de slachtoffers, niet van een zodanige frequentie en intensiteit waren dat deze een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers opleverden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de contacten hebben plaatsgevonden, waaronder bestaande familieverhoudingen.

Op basis van het onderzoek heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van de beschuldigingen van belaging, omdat niet kon worden aangetoond dat zijn gedragingen voldeden aan de criteria van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003855-20
Uitspraak d.d.: 19 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 12 oktober 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-120973-20 en 18-120972-20, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-120973-20 en het in de zaak met parketnummer 18-120972-20 tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een gebieds- en contactverbod. De bijzondere voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. P. Bollema, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 12 oktober 2020 ter zake van belaging van [naam1] en [naam2] , veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [naam1] en [naam2] en een gebiedsverbod. Ten aanzien van deze bijzondere voorwaarden heeft de politierechter de dadelijke uitvoerbaarheid bevolen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18-120973-20:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 december 2019 tot en met 20 februari 2020 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam2] , (zijn zoon) door
- veelvuldig whatsappberichten te sturen en/of te verzenden naar die [naam2] en/of
- veelvuldig langs de woning van die [naam2] te rijden en/of door de straat te rijden waaraan de woning van die [naam2] gelegen is en/of
- veelvuldig die [naam2] op te wachten en/of te benaderen (bij school en/of bij het clubgebouw) en/of
- veelvuldig contact met de schoolcoach van die [naam2] heeft gezocht/opgenomen
met het oogmerk die [naam2] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
In de zaak met parketnummer 18-120972-20:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 juni 2019 tot en met 1 februari 2020 te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam1] , door
- veelvuldig whatsappberichten te sturen en/of te verzenden naar die [naam1] en/of
- veelvuldig langs de woning van die [naam1] te rijden/lopen en/of door de straat te rijden/lopen waaraan de woning van die [naam1] gelegen is en/of
- veelvuldig die [naam1] op te wachten en/of te benaderen
met het oogmerk die [naam1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-120973-20 en het in de zaak met parketnummer 18-120972-20 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Hiertoe overweegt het hof het volgende.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is van belang wat de bewijsmiddelen inhouden met betrekking tot de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze gedragingen hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Er is sprake van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, indien de verdachte gedurende een periode met regelmaat en een zekere hevigheid handelt.
Het hof stelt op basis van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat verdachte in de periode zoals die ten laste is gelegd zowel [naam1] als [naam2] heeft benaderd door [naam2] (via diens zus [naam3] ) enkele berichten te sturen, door langs de woning van [naam1] en [naam2] te lopen/rijden en door hen op straat te benaderen. Het dossier biedt – mede in het licht van de omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgehad en die ook deels te plaatsen zijn binnen de bestaande (verstoorde) familieverhoudingen - naar het oordeel van het hof echter onvoldoende ondubbelzinnige aanknopingspunten dat geconcludeerd kan worden dat sprake is geweest van een zodanige frequentie en intensiteit dat dit een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [naam1] en [naam2] oplevert. Er kan dan ook niet worden gesproken van belaging in de zin van artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-120973-20 en in de zaak met parketnummer 18-120972-20 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. G.A. Versteeg, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van N.E. Renders, griffier,
en op 19 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.