ECLI:NL:GHARL:2021:7093

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
21-001559-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van de Opiumwet en diefstal in vereniging met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1971 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 22.000 gram hennep en 99 hennepplanten, evenals het stelen van elektriciteit in vereniging met anderen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte voldoende betrokkenheid had bij de hennepkwekerij en de illegale stroomafname, en dat hij een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de strafbare feiten. De verdachte heeft verklaard dat hij wist van de illegale activiteiten in zijn woning en dat hij zelf ook betrokken was bij het oogsten van de hennepplanten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het instellen van het hoger beroep.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001559-19
Uitspraak d.d.: 16 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 22 maart 2019 met parketnummer 18-236478-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1971,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 21 januari 2021 en 2 juli 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, en opnieuw rechtdoende, tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. G.J.P.M. Grijmans, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 22 maart 2019 ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, kortgezegd: het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en diefstal van elektriciteit, gepleegd in vereniging, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 26 oktober 2018, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 22000 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep en/of 266 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 26 oktober 2018, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam1] NV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Door de verdediging is ter zitting in hoger beroep vrijspraak van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is ten aanzien van feit 1 primair aangevoerd dat niet wordt voldaan aan de vereisten voor medeplegen. Verdachte heeft alleen zijn woning ter beschikking gesteld. Er is geen sprake van een bijdrage van enig gewicht, aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het zich niet distantiëren onvoldoende is voor een bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal van elektriciteit. Ook de enkele wetenschap bij verdachte van de kwekerij en de illegale stroomafname maakt niet dat sprake is van medeplegen.
Door verdachte is daarnaast betoogd dat zijn verklaring bij de politie niet voor het bewijs mag worden gebruikt, nu deze verklaring is afgelegd zonder tolk en hij toen niet alles goed heeft begrepen.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1 primair
1. De door verdachte op de terechtzitting van de rechtbank van 22 maart 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik erken dat in mijn woning in [plaats] een hennepkwekerij aanwezig was. Ik heb mijn woning
ter beschikking gesteld.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober
2018, opgenomen op pagina 60 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PLO100-2018245047 d.d. 18 december 2018, inhoudende als relaas van verbalisanten
[verbalisant1] , [verbalisant2] , [verbalisant3] en [verbalisant4] :
Op 26 oktober 2018 te 17:20 uur werden wij, verbalisanten [verbalisant2] en [verbalisant3] gestuurd naar de [adres] te [plaats] . Wij roken door de brievenbus van dit perceel en we roken een duidelijke hennepgeur. Hierop hebben wij telefonisch contact opgenomen met de HOVJ Q.A.G. van der Heide, welke ons een machtiging verleende om de woning te betreden ter inbeslagname. Na binnentreden troffen wij op de eerste etage een in werking zijnde hennepkwekerij aan. Tevens troffen wij op deze etage twee mannen aan, later bleken dit te zijn, genoemde medeverdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] (ingeschreven op dit adres).
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2018, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant3] en [verbalisant2] :
In kamer 2 bevond zich een kwekerij. In deze kamer stonden ongeveer 76 planten in plantenbakken met toppen. In kamer 3 bevond zich het andere deel van de kwekerij. Wij verbalisanten zagen dat hier 23 planten stonden in 23 plantenbakken. Deze planten zaten nog
vol met toppen en hadden een hoogte van ongeveer 90 centimeter. Ook zagen wij 167 plantenbakken waarvan de planten afgeknipt waren, maar waar alleen nog grond met een stuk steel en de wortel in zat. Tevens hingen er 2 droogrekken aan het plafond. Bij elk droogrek waren er 7 lagen gevuld met afgeknipte toppen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2018, opgenomen op pagina 64 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant5] :
In totaal zijn er door de verbalisanten 99 hennepplanten aangetroffen. Door verbalisant [verbalisant2] zijn alle henneptoppen in een grote plastic zak gestopt. Deze zak met henneptoppen is door mij op het politiebureau in [plaats] gewogen op een niet geijkte weegschaal. De weegschaal gaf een gewicht aan van 22,3 kilogram.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte
[medeverdachte] d.d. 27 oktober 2018, opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Ik ben gisteren naar de woning van [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) gegaan. Hij vroeg of ik kon helpen knippen. We kregen een schaar en [verdachte] deed voor hoe het moest. Er was ook een jongen genaamd [naam2] . We hebben geknipt tot de politie kwam. We moesten de toppen in een bakje doen. Als dat bakje met toppen vol was dan leegde [verdachte] het bakje in iets met gaten wat aan het plafond hing. [verdachte] bracht ons planten vanuit de andere kamer.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 27 oktober 2018, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Gebruik je de woning alleen?
A: Ja.
V: Wie hebben er een sleutel?
A: Die kale jongen, die ook is aangehouden.
V: Wanneer heeft hij die sleutel gekregen?
A: 4 à 5 weken geleden. Hij heeft mij geholpen met het water geven van de planten.
V: Dat is [naam2] (het hof begrijpt: [naam2] )?
A: Ja, dat klopt.
V: Hoe ben je aan de kwekerij gekomen?
A: Ik had tussen de 3.000 en 4.000 euro schuld. Toen ik vroeg hoe ik dat moest terugbetalen, zei hij dat hij één keer een kamer met weedplanten wilde vullen. Met twee kamers zou ik van mijn schulden af zijn en 10.000 euro krijgen en met één kamer zou ik van mijn schulden af zijn en 3.000 euro krijgen.
V: Toen heb je voor twee kamers gekozen?
A: Ja, ik heb zelf gekozen voor twee kamers.
V: Wanneer was dat?
A: Het was ongeveer drie maanden geleden. Het was voor de Sneekweek (het hof begrijpt: tussen 3 augustus 2018 en 12 augustus 2018).
V: Gisteren is er geoogst. Hoe ging dat?
A: Hij vertelde mij dat er de volgende dag geknipt moest worden. Ik heb die twee jongens geregeld en hij zou ook twee personen regelen. Die zijn ook geweest. Ik heb ook meegeholpen. We zijn om 07.00 uur begonnen, dat zijn de twee mannen die ook aangehouden zijn (het hof begrijpt: [naam2] en [medeverdachte] ). Rond 11.00 uur kwamen er nog twee personen knippen.
V: Wat deed je met de toppen?
A: Ophangen om te drogen.
V: Hoe heb jij [naam2] en [medeverdachte] benaderd?
A: Die heb ik gebeld.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Betrouwbaarheid verklaringen bij de politie
Evenals de advocaat-generaal ziet het hof – anders dan de verdediging – geen reden om de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen van het bewijs uit te sluiten.
Uit het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 oktober 2018 (p. 78 e.v.) volgt dat verdachte niet alleen zichzelf in staat achtte om in de Nederlandse taal te communiceren, maar dat ook de verbalisanten constateerden dat verdachte de Nederlandse taal voldoende beheerste. Tijdens het verhoor werd verdachte bovendien bijgestaan door zijn advocaat. Noch de verbalisanten noch de advocaat hebben opgemerkt dat verdachte bijstand van een tolk nodig had. Evenmin blijkt uit het proces-verbaal van verhoor van enige verwarring bij verdachte over de aan hem gestelde vragen. Na afloop van het verhoor heeft verdachte zijn verklaring doorgelezen, verklaarde hij daarin te volharden en heeft deze ondertekend. Ook heeft verdachte op alle pagina’s een paraaf gezet.
Bovendien is verdachte ter zitting bij de politierechter zonder tolk gehoord, terwijl de verdachte daar toen kennelijk niet om heeft gevraagd en door de politierechter evenmin is opgemerkt dat verdachte bijstand van een tolk nodig had.
Verdachte woont al 23 jaar in Nederland. De uitleg van verdachte ter zitting in hoger beroep mét bijstand van een tolk over waarom en in hoeverre zijn verklaring bij de politie niet zou kloppen is onduidelijk. Verdachte kan naar eigen zeggen goed communiceren in het Nederlands, maar heeft moeite heeft met juridische termen. In dit verband is van belang dat de antwoorden die volgens verdachte niet zouden kloppen niet zien op vragen met juridische termen. Verdachte heeft bij de politie op heldere en gemotiveerde wijze antwoord gegeven op vragen, welke antwoorden hij ter zitting in hoger beroep ook deels heeft herhaald. Zijn verklaring bij de politie vindt bovendien steun in andere bewijsmiddelen, zoals de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] .
Op grond van het voorgaande acht het hof de door verdachte op 27 oktober 2018 afgelegde verklaring betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Het verweer wordt verworpen.
Medeplegen
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen stelt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde vast dat (i) verdachte met een ander heeft afgesproken dat in zijn (huur)woning een hennepkwekerij, bestaande uit twee kamers, zou komen, (ii) verdachte met die ander heeft afgesproken dat hij in ruil voor het ter beschikking stellen van zijn woning van zijn schulden af zou zijn én een vergoeding van € 10.000,- zou ontvangen, en (iii) verdachte – die zelf ook nog in de woning verbleef – wist dat de kwekerij in zijn woning zat, deze ook zelf heeft gezien en heeft geholpen bij het oogsten: verdachte heeft samen met anderen, waaronder de door hem ingeschakelde [medeverdachte] , de hennepplanten geknipt, de toppen opgehangen en was betrokken bij het water geven van de planten. Door zijn handelen heeft verdachte een bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en hennepplanten en daarbij voldoende nauw en bewust samengewerkt met een ander of anderen. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 2
1. De door verdachte op de terechtzitting van het hof van 2 juli 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik wist dat er in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 26 oktober 2018 elektriciteit gestolen werd. Dat is gedaan door iemand uit de groep van [naam3] . Toen ik daarna in mijn woning kwam heb ik alles gezien. Ik wist dat de elektriciteit voor de kwekerij buiten de meter om werd afgenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 november 2018, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam4] (namens [naam1] N.V.):
De monteur 512845 constateerde op 26 oktober 2018 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hierdoor werd schade en hinder veroorzaakt aan [naam1] N.V., omdat de juiste tarievenregeling niet kon worden toegepast. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Niemand had het recht of de toestemming van [naam1] N.V. om het zegel te verbreken of wijziging in de bedrading aan te brengen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober
2018, opgenomen op pagina 64 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant5] :
Er werd door mij geconstateerd dat de stroomvoorziening voor de hennepkwekerij illegaal was. Ik zag bij de meterkast, welke zich in de hal bevindt bij de voordeur, dat er een kabel voor de meter was aangelegd. Deze kabel liep vanaf de meterkast naar kamer 4 waar de kabel aangesloten zat aan de groepenkast welke in gebruik was voor de kwekerij.
Evenals de politierechter oordeelt het hof dat verdachte samen met een of meer anderen elektriciteit heeft gestolen. Hiertoe overweegt het hof dat verdachte heeft verklaard dat hij wist van de hennepkwekerij in zijn (huur)woning, waar hij ook zelf verbleef, dat verdachte wist van de daarmee gepaard gaande illegale afname van elektriciteit en dat verdachte bovendien zelf baat had bij de kwekerij gelet op de hem in het vooruitzicht gestelde beloning. Door zijn handelen heeft verdachte een bijdrage van voldoende gewicht geleverd aan de diefstal van elektriciteit en daarbij voldoende nauw en bewust samengewerkt met een ander of anderen. Het hof acht het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 26 oktober 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 22000 gram hennep en 99 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 26 oktober 2018 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, elektriciteit, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam1] NV, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 26 augustus 2018 schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van ruim twee kilogram (natte) hennep en 99 hennepplanten. Daarbij is door een illegale stroomaansluiting tevens elektriciteit gestolen.
Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de aanwezigheid in de samenleving én indirect aan het in stand houden van de (illegale) handel in hennep en de daaraan gerelateerde criminaliteit. Daardoor ontstaat niet alleen gevaar voor de volksgezondheid, vanwege het gebruik van schadelijke softdrugs, maar ontstaat tevens brandgevaar voor de directe omgeving vanwege de illegale stroomafname.
Het hof heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 3 juni 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van andersoortige strafbare feiten.
Ambtshalve stelt het hof vast dat bij het wijzen van dit arrest op 16 juli 2021, sinds het instellen van het hoger beroep op 22 maart 2019 bijna twee jaren en vier maanden zijn verstreken. Nu sprake is van een geringe overschrijding volstaat het hof met de constatering dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met ongeveer vier maanden.
Alles afwegend, ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop, acht hof oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaren, gecombineerd met een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ook als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw in de fout gaat.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 16 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.S. van Duurling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.