In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun twee minderjarige kinderen. De vader, die in hoger beroep ging, verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank Gelderland te vernietigen, waarin was bepaald dat de moeder na de ontbinding van hun huwelijk alleen het ouderlijk gezag over de kinderen zou krijgen. De moeder voerde verweer en vroeg het hof om de verzoeken van de vader af te wijzen.
De ouders zijn van Syrische afkomst en de kinderen hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland. Het hof oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de Europese Verordening Brussel II-bis. Het hof overwoog dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders, en dat wijziging van het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is. De rechtbank had eerder vastgesteld dat er geen communicatie tussen de ouders bestaat en dat de vader door persoonlijke problematiek niet in staat is om bij te dragen aan de opvoeding van de kinderen.
Het hof concludeerde dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder het eenhoofdig gezag krijgt, gezien de omstandigheden en de angst van de moeder voor eerwraak. De vader heeft recht op informatie over de kinderen, ook zonder gezag, en het hof verwacht dat de gecertificeerde instelling (GI) zich zal inspannen om de uitvoering van de regeling te waarborgen. De beschikking van de rechtbank Gelderland werd bekrachtigd, voor zover deze het gezag betreft.