In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie tussen een vrouw en een man, die in 2004 zijn getrouwd en in 2009 afspraken hebben gemaakt over de alimentatie voor hun kinderen. De rechtbank Midden-Nederland had in een eerdere beschikking van 17 juni 2020 de kinderalimentatie voor de jongste van de twee kinderen op nihil gesteld, wat de vrouw in hoger beroep aanvecht. De man verzoekt het hof om de kinderalimentatie met terugwerkende kracht op nihil te stellen, terwijl de vrouw dit verwerpt en de eerdere beschikking wil laten vernietigen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen overeenkomst was over de nihilstelling van de alimentatie en dat er relevante wijzigingen in de omstandigheden zijn die een herbeoordeling van de draagkracht rechtvaardigen. Het hof concludeert dat de man geen draagkracht heeft voor de kinderalimentatie en bekrachtigt de eerdere beschikking, waarbij de vrouw niet hoeft terug te betalen wat zij heeft ontvangen. Tevens wordt de vrouw veroordeeld in de proceskosten van de procedure in hoger beroep.