In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.D. Splinter, heeft in hoger beroep verzocht om samen met de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Maalsen, belast te worden met het gezag over hun kind. De zaak is eerder behandeld door de rechtbank Gelderland, die op 13 december 2019 een beschikking heeft gegeven die nu door het hof wordt vernietigd voor zover het het gezag betreft.
Het hof heeft in zijn beslissing verwezen naar een eerdere tussenbeschikking van 12 november 2020, waarin de raad voor de kinderbescherming werd verzocht om onderzoek te doen naar het gezag en de omgangsregeling. In het raadsrapport van 22 maart 2021 werd geadviseerd om het verzoek van de vader toe te wijzen, met de conclusie dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk was. De kinderrechter had op 12 april 2021 de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juni 2021 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, samen met hun advocaten en vertegenwoordigers van de GI en de raad. Het hof oordeelde dat, ondanks de moeizame communicatie tussen de ouders, het gezamenlijk gezag in het belang van het kind is. De ouders moeten in staat zijn om afspraken te maken over de opvoeding en zorg voor hun kind, en het hof concludeerde dat verbetering mogelijk is door de betrokkenheid van de GI en de hulp die de moeder ontvangt. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de vader en de moeder gezamenlijk met het gezag over de minderjarige te belasten, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.