ECLI:NL:GHARL:2021:7050

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
200.275.240
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek vader gezamenlijk gezag over minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.D. Splinter, heeft in hoger beroep verzocht om samen met de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Maalsen, belast te worden met het gezag over hun kind. De zaak is eerder behandeld door de rechtbank Gelderland, die op 13 december 2019 een beschikking heeft gegeven die nu door het hof wordt vernietigd voor zover het het gezag betreft.

Het hof heeft in zijn beslissing verwezen naar een eerdere tussenbeschikking van 12 november 2020, waarin de raad voor de kinderbescherming werd verzocht om onderzoek te doen naar het gezag en de omgangsregeling. In het raadsrapport van 22 maart 2021 werd geadviseerd om het verzoek van de vader toe te wijzen, met de conclusie dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk was. De kinderrechter had op 12 april 2021 de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 juni 2021 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, samen met hun advocaten en vertegenwoordigers van de GI en de raad. Het hof oordeelde dat, ondanks de moeizame communicatie tussen de ouders, het gezamenlijk gezag in het belang van het kind is. De ouders moeten in staat zijn om afspraken te maken over de opvoeding en zorg voor hun kind, en het hof concludeerde dat verbetering mogelijk is door de betrokkenheid van de GI en de hulp die de moeder ontvangt. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de vader en de moeder gezamenlijk met het gezag over de minderjarige te belasten, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.275.240
(zaaknummer rechtbank Gelderland 341496)
beschikking van 22 juli 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.D. Splinter te Houten,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E. Maalsen te Nijmegen.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Nijmegen,
verder te noemen: de GI.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 12 november 2020 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • het rapport raadsonderzoek van 22 maart 2021;
  • een journaalbericht van mr. Splinter van 10 juni 2021, met producties.
1.3
De mondelinge behandeling heeft op 25 juni 2021 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam1] namens de GI;
  • [naam2] namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij wat is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 12 november 2020, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist. In die beschikking heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar (kort gezegd) het gezag over [de minderjarige] . Het hof heeft daarbij verstaan dat de raad ook onderzoek zal doen naar de omgangs- of zorgregeling en dat de raad het onderzoek zal uitbreiden met een beschermingsonderzoek.
2.2
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.3
In het raadsrapport van 22 maart 2021 adviseert de raad het hof om het verzoek
van de vader om de ouders gezamenlijk te belasten met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] , toe te wijzen. De raad heeft verder geconcludeerd dat een ondertoezichtstelling nodig is.
2.4
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 12 april 2021 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar.
2.5
Het hof is net als de raad – en anders dan de rechtbank – van oordeel dat het verzoek van de vader om samen met de moeder te worden belast met het gezag over [de minderjarige] , dient te worden toegewezen. Van de hiervoor onder a. en b. genoemde afwijzingsgronden is niet gebleken. De communicatie tussen de ouders verloopt weliswaar moeizaam, waarbij de moeder vanuit haar zorgen en wantrouwen jegens de vader contact regelmatig volledig uit de weg gaat. Dat rechtvaardigt echter niet dat wordt afgeweken van het uitgangspunt van de wetgever dat ouders gezamenlijk gezag hebben over hun kind(eren).
2.6
Voor gezamenlijk gezag is nodig dat de ouders tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Dat is naar het oordeel van het hof het geval, waarbij bovendien verbetering kan worden verwacht door de betrokkenheid van de GI in het kader van de ondertoezichtstelling en door de hulp die de moeder ontvangt vanuit [naam3] . De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven dat de kennismaking met de jeugdbeschermer positief is verlopen en dat zij met vertrouwen naar de toekomst kijkt.
2.7
Gebleken is verder dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] weer is opgestart en dat zij elkaar nu iedere zaterdag zien. Het lukt de moeder het contact tussen de vader en [de minderjarige] in overwegende mate als iets positiefs te zien. Bij de rol die de vader in het leven van [de minderjarige] speelt, past dat hij ook wordt betrokken bij beslissingen die over haar moeten worden genomen en dat hij zelfstandig informatie over [de minderjarige] kan opvragen op school of bij instanties. Het hof is net als de raad van oordeel dat de sterkere positie die de vader bij gezamenlijk gezag heeft, in het belang van [de minderjarige] moet worden geacht. Daarnaast acht het hof gezamenlijk gezag in het belang van [de minderjarige] vanwege de ruimere mogelijkheden die daarmee voor de GI bestaan binnen de ondertoezichtstelling.

3.De slotsom

Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover deze het gezag betreft en beslissen als volgt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 13 december 2019 voor zover deze het gezag betreft en in zoverre opnieuw beschikkende:
belast de vader samen met de moeder met het gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2015 in [woonplaats2] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, K.A.M. van Os-ten Have en E. de Boer, bijgestaan door mr. H. Bouhuys als griffier, en op 22 juli 2021 uitgesproken in het openbaar door mr. K.A.M. van Os-ten Have in tegenwoordigheid van de griffier.