In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 26 juli 2018. De verdachte, geboren in 1972, werd in eerste aanleg veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 100 uren. De benadeelde partij heeft haar vordering tot schadevergoeding ter zitting van het hof ingetrokken, waardoor hierover in hoger beroep niet meer hoeft te worden beslist.
De zaak betreft het vervalsen van een koopovereenkomst van een woning, die door de verdachte en haar partner is gebruikt om een hypotheek aan te vragen. Dit gebeurde in een poging om het bouwbedrijf van haar partner te redden van een faillissement. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, door haar kennis als voormalig werknemer van een notariskantoor te misbruiken, het vertrouwen in de echtheid van documenten heeft geschaad. Ondanks dat de verdachte het kwalijke van haar handelen inziet, is zij niet verschenen om verantwoording af te leggen.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten voor fraudedelicten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat zij niet eerder is veroordeeld en de benadeelde partij geen detentie wenst voor de verdachte. Het hof heeft de straf passend geacht, gezien de aard en ernst van het bewezenverklaarde, en heeft de beslissing van de rechtbank in zoverre vernietigd.