ECLI:NL:GHARL:2021:7020

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
21-004439-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van strafoplegging en beslissing op vordering benadeelde partij in zaak van valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 26 juli 2018. De verdachte, geboren in 1972, werd in eerste aanleg veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoplegging en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 100 uren. De benadeelde partij heeft haar vordering tot schadevergoeding ter zitting van het hof ingetrokken, waardoor hierover in hoger beroep niet meer hoeft te worden beslist.

De zaak betreft het vervalsen van een koopovereenkomst van een woning, die door de verdachte en haar partner is gebruikt om een hypotheek aan te vragen. Dit gebeurde in een poging om het bouwbedrijf van haar partner te redden van een faillissement. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, door haar kennis als voormalig werknemer van een notariskantoor te misbruiken, het vertrouwen in de echtheid van documenten heeft geschaad. Ondanks dat de verdachte het kwalijke van haar handelen inziet, is zij niet verschenen om verantwoording af te leggen.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten voor fraudedelicten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat zij niet eerder is veroordeeld en de benadeelde partij geen detentie wenst voor de verdachte. Het hof heeft de straf passend geacht, gezien de aard en ernst van het bewezenverklaarde, en heeft de beslissing van de rechtbank in zoverre vernietigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004439-18
Uitspraak d.d.: 14 juli 2021
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 26 juli 2018 met parketnummer 18-730577-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsvrouw, mr. E.M. Bakx, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 26 juli 2018, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde medeplegen van valsheid in geschrift veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen behalve voor zover het betreft de strafoplegging/-motivering en de beslissing op de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met haar partner schuldig gemaakt aan het vervalsen van een koopovereenkomst van een woning. Deze koopovereenkomst is vervolgens gebruikt om een hypotheek/financiering aan te vragen. Verdachte deed dit om te helpen het noodlijdende bouwbedrijf van haar partner van een ondergang te redden. Mede door haar handelen heeft de benadeelde [benadeelde partij] veel schade geleden en overlast ondervonden. Daarnaast heeft verdachte inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat personen en bedrijven binnen de financiële wereld veelal hebben en moeten kunnen hebben in de echtheid van geschriften en/of aktes. Het hof rekent dit verdachte aan, te meer omdat zij haar kennis en kunde als toenmalig werknemer van een notariskantoor heeft misbruikt. De financiële malaise waarin het bedrijf van verdachtes partner verkeerde, kan, hoe vervelend ook, nimmer een excuus vormen voor het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
Hoewel verdachte aan het hof schriftelijk te kennen heeft gegeven het kwalijke van haar handelen in te zien, is zij niet ter zitting van het hof verschenen om verantwoording af te leggen.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op de binnen de rechterlijke macht ontwikkelde oriëntatiepunten (LOVS-oriëntatiepunten), dienende als handreiking voor een rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van fraudedelicten, waaronder begrepen valsheid in geschrift. Bij een benadelingsbedrag ter hoogte van € 250.000,- tot € 500.000,- is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden.
Het hof acht gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde in beginsel een onvoorwaardelijk gevangenisstraf op zijn plaats. Gelet echter op de hierna te noemen factoren zal het hof geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen.
Ten eerste blijkt uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 juni 2021 dat zij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Ook na het plegen van onderhavige feiten is verdachte niet opnieuw met politie en/of justitie in aanraking gekomen.
Ten tweede heeft de benadeelde [benadeelde partij] ter zitting van het hof verklaard er belang bij te hebben dat verdachte geen detentie zal ondergaan, omdat verdachte anders mogelijk niet langer in staat zal zijn de schade middels een getroffen betalingsregeling te vergoeden.
Ten derde is sprake van oude feiten en is sprake van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in de fase van hoger beroep. Deze overschrijding dient bij de strafoplegging gecompenseerd te worden.
Het hof zal, gelet op het voorgaande, aan verdachte een taakstraf opleggen van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Het hof acht deze straf passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 330.964,14, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft de vordering tot schadevergoeding ter zitting van het hof ingetrokken. Omtrent deze vordering hoeft derhalve in hoger beroep niet meer te worden beslist.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. M.C. van Linde, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 14 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.