ECLI:NL:GHARL:2021:6968

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
200.288.279/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over voorlopige voorziening en verwevenheid van vorderingen

In deze zaak heeft de vennootschap onder firma The Squad V.O.F. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in kort geding van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een voorlopige voorziening die door The Squad is verzocht, waarbij zij een provisionele vordering heeft ingediend op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van The Squad te zeer verweven is met de hoofdzaak, waardoor het niet mogelijk is om eerst over het incident te beslissen. Het hof heeft daarom besloten om de behandeling van het incident aan te houden tot de behandeling van de hoofdzaak. De mondelinge behandeling is gepland op 22 december 2021, waarbij partijen en hun advocaten in persoon of vertegenwoordigd moeten verschijnen. Het hof heeft ook richtlijnen gegeven voor de indiening van processtukken en de presentatie van standpunten tijdens de zitting. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van de artikelen 209 en 223 Rv betreft en de wijze waarop voorlopige voorzieningen in kort geding worden behandeld in relatie tot de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.288.279/02
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 509618)
arrest in het incident en in de hoofdzaak in kort geding van 20 juli 2021
in de zaak van
de vennootschap onder firma
The Squad V.O.F.,
gevestigd te Zaandam,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
eiseres in het incident,
hierna: ‘The Squad’,
advocaat: mr. S.T. Blom,
tegen:
de coöperatie
Coöperatieve Rabobank U.A.,
statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudend te Utrecht,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
verweerster in het incident,
hierna: ‘de Rabobank’,
advocaat: mr. R.M. Vermaire.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis in kort geding van 30 oktober 2020 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep d.d. 27 november 2020;
  • het ambtshalve royement van de zaak op de rol van 6 april 2021;
2.2.
Vervolgens heeft The Squad de zaak op de rol van 4 mei 2021 opnieuw aangebracht.
2.3.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de memorie van grieven, tevens houdende een provisionele vordering ex artikel 223 Rv (met producties);
  • de antwoordmemorie in het incident (met producties);
  • de memorie van antwoord in de hoofdzaak.
2.4.
Vervolgens heeft The Squad de stukken voor het wijzen van arrest in het incident aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest in het incident bepaald.

3.De motivering van de beslissing

3.1
The Squad heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter en een provisionele vordering ex artikel 223 Rv ingesteld. Het hof ziet geen aanleiding om conform het uitgangspunt van artikel 209 Rv eerst en vooraf aan de hoofdzaak op dit incident te beslissen, nu deze vordering te zeer verweven is met de (deels overeenkomende vorderingen in de) hoofdzaak. Het hof zal de behandeling van het incident aanhouden tot de behandeling in de hoofdzaak. Op de vraag of The Squad ontvankelijk is in haar provisionele vordering, gaat het hof nu niet in.
3.2
Het hof ziet aanleiding om in het incident en in de hoofdzaak in kort geding een gelijktijdige meervoudige mondelinge behandeling te gelasten. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in het incident en in de hoofdzaak in kort geding in hoger beroep:
bepaalt een mondelinge behandeling in zowel het incident als de hoofdzaak, waarbij partijen (in persoon of vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en die tot het geven van inlichtingen in staat is en bevoegd is om een schikking aan te gaan) samen met hun advocaten zullen verschijnen voor de meervoudige kamer van het hof;
bepaalt dat de zitting zal plaatsvinden op
22 december 2021 om 13:30 uurin het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem;
bepaalt dat, als partijen verhinderd zijn op de hiervoor genoemde datum, zij binnen
twee wekenna de datum van dit arrest door middel van een H7-formulier een andere dag voor de zitting kunnen verzoeken; bij het verzoek moet een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de periode van
augustus 2021 t/m januari 2022worden gevoegd; als deze opgave ontbreekt, blijft de eerdere dagbepaling van kracht;
bepaalt dat de advocaten bij de mondelinge behandeling ieder gedurende maximaal tien minuten, aan de hand van maximaal twee A4’tjes spreekaantekeningen, het standpunt van partijen mogen toelichten;
bepaalt dat
The Squaduiterlijk acht wekenvoor de te houden mondelinge behandeling het volledige procesdossier in
tweevoudaan het hof dient te sturen;
bepaalt dat als een partij bij de mondelinge behandeling nog processtukken of andere stukken wil inbrengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij
uiterlijk 10 dagenvoor de mondelinge behandeling een kopie van deze stukken hebben ontvangen (het hof in tweevoud, de wederpartij in enkelvoud);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, S.B. Boorsma en C.M.E. Lagarde en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
20 juli 2021.