ECLI:NL:GHARL:2021:6946

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
200.275.618/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en geschil over meerwerk en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een aannemer, [appellant], en zijn opdrachtgevers, [geïntimeerden] c.s., over de uitvoering van een renovatieproject. De overeenkomst, die op 5 februari 2018 werd gesloten, omvatte een vaste prijs van € 165.044,- voor de werkzaamheden. De opdrachtgevers waren ontevreden over de voortgang en kwaliteit van het werk en hebben op 21 januari 2019 de overeenkomst opgezegd, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank oordeelde dat de opzegging als voortijdige beëindiging van de overeenkomst moet worden beschouwd, en dat de aannemer recht heeft op betaling van het basiswerk minus de besparingen die hij heeft gerealiseerd door de opzegging. De rechtbank heeft de vorderingen van de aannemer en de opdrachtgevers beoordeeld en een aantal bedragen toegewezen en afgewezen. Beide partijen zijn in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de rechtbank, waarbij de aannemer volledige betaling van een meerwerkfactuur eiste en de opdrachtgevers de opzegging van de overeenkomst betwistten. Het hof heeft besloten een deskundige te benoemen om de geschilpunten over het meerwerk en de besparingen te onderzoeken. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de benoeming van de deskundige.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.275.618/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland NL19.10547)
arrest van 20 juli 2021
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellant in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. H. den Besten, die kantoor houdt te Almere,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

hierna:
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
beiden wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerden in het principaal hoger beroep,
appellanten in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. L. Alberts, die kantoor houdt te Hardinxveld-Giessendam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Naar aanleiding van het tussenarrest van 6 oktober 2020 heeft op 6 april 2021 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Een kopie van het proces-verbaal dat daarvan is opgemaakt, is aan het dossier toegevoegd. Hierna hebben partijen arrest gevraagd en heeft het hof beslist dat vandaag arrest wordt gewezen.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1
[appellant] is aannemer. In opdracht van [geïntimeerden] c.s. heeft hij de woning van [geïntimeerden] c.s. gerenoveerd en verbouwd. Als basis daarvoor diende de offerte van [appellant] van 5 februari 2018. In de offerte is een vaste prijs overeengekomen voor het werk van € 165.044,- inclusief btw. [appellant] is op of rond 2 maart 2018 met het werk gestart.
2.2
[geïntimeerden] c.s. zijn ontevreden over de manier waarop [appellant] het werk uitvoerde. Zij hebben [appellant] bij WhatsAppbericht van 17 december 2018 gesommeerd het werk vóór 1 januari 2019 af te maken. Dat is niet gebeurd. Op 21 januari 2019 hebben [geïntimeerden] c.s. aan [appellant] geschreven dat zij niet langer nakoming van de overeenkomst willen, maar een financiële afhandeling. Die afhandeling is er tot op heden niet gekomen.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1
[appellant] heeft [geïntimeerden] c.s. voor de rechtbank gedagvaard en betaling van openstaande facturen gevorderd ter hoogte van in totaal € 57.612,47, bestaande uit € 12.826,- voor de basisopdracht en € 44.786,47 voor meerwerk.
3.2
[geïntimeerden] c.s. hebben erkend nog € 12.826,- te moeten betalen voor het basiswerk, maar hebben gesteld dat zij hooguit € 5.069,25 verschuldigd zijn voor het meerwerk. [geïntimeerden] c.s. hebben daarbij gesteld dat zij [appellant] op 17 december 2018 in gebreke hebben gesteld en dat [appellant] , omdat hij aan deze ingebrekestelling geen gevolg heeft gegeven, op
1 januari 2019 in verzuim is komen te verkeren. [geïntimeerden] c.s. stelden hun vordering tot nakoming vervolgens op 21 januari 2019 te hebben omgezet in een vordering tot schadevergoeding. Zij hebben deskundige TOP Expertise B.V. (hierna: Top) ingeschakeld om hun schade te begroten. Top heeft de kosten van het afmaken en herstellen van het werk van [appellant] begroot op € 36.530,-. [geïntimeerden] c.s. hebben gevorderd dat dit bedrag wordt verrekend met de door hen erkende vordering van [appellant] (in totaal € 17.895,25), waardoor zij niets meer aan [appellant] hoeven te betalen. [geïntimeerden] c.s. hebben daarnaast betaling van het overige (€ 18.634,75) van [appellant] gevorderd, met nevenvorderingen. Ook hebben [geïntimeerden] c.s. betaling door [appellant] van de kosten van Top gevorderd (€ 4.791,60).
3.3
De rechtbank heeft in het vonnis van 20 januari 2020 geoordeeld dat het bericht van 17 december 2018 geen ingebrekestelling is, waardoor [appellant] op 1 januari 2019 niet in verzuim is geraakt. Gelet hierop valt de brief van 21 januari 2019 volgens de rechtbank niet anders uit te leggen dan als een voortijdige opzegging van de overeenkomst door [geïntimeerden] c.s., zoals bedoeld in artikel 7:764 BW. [geïntimeerden] c.s. zijn daarom de vaste prijs aan [appellant] verschuldigd, verminderd met de besparingen die voor [appellant] uit de opzegging voortvloeien.
3.4
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld welk bedrag [geïntimeerden] c.s. nog aan [appellant] moeten betalen. De prijs voor het basiswerk was daarbij geen punt van discussie, de door [appellant] gevorderde bedragen voor meerwerk wel. De rechtbank heeft geoordeeld dat
[geïntimeerden] c.s. ter zake van het basiswerk nog € 12.826,- aan [appellant] moeten betalen en dat zij ter zake van het meerwerk in totaal nog € 9.518,63 aan [appellant] verschuldigd zijn. De grootste meerwerkfactuur van [appellant] (ter hoogte van € 24.954,03) heeft de rechtbank daarbij in het geheel afgewezen, omdat [appellant] deze factuur onvoldoende onderbouwd heeft.
3.5
Vervolgens heeft de rechtbank beoordeeld wat de besparingen zijn voor [appellant] , nu hij als gevolg van de opzegging het werk niet hoefde af te maken of te herstellen. De rechtbank heeft de 71 door [geïntimeerden] c.s. gestelde besparingen beoordeeld aan de hand van het
Top-rapport en is uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat de besparingen moeten worden begroot op € 15.643,80. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat de eis van [appellant] tot een bedrag van ((12.826,- + € 9.518,63) - € 15.643,80 =) € 6.700,83 moet worden toegewezen, en de eis van [geïntimeerden] c.s. moet worden afgewezen. Ook de eisen van
[geïntimeerden] c.s. tot vergoeding van opslagkosten en tot verwijzing naar de schadestaatprocedure vanwege verminderde inkomsten zijn afgewezen. Wel heeft de rechtbank [appellant] veroordeeld tot betaling van de kosten van het Top-rapport. De proceskosten zijn door de rechtbank gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen proceskosten moet dragen.

4.De beoordelingInleiding

4.1
Zowel [appellant] als [geïntimeerden] c.s. zijn in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van de rechtbank. De bezwaren van [appellant] (die hebben geresulteerd in vijf grieven) richten zich in de eerste plaats tegen de afwijzing door de rechtbank van de vordering tot betaling van de meerwerkfactuur van 17 januari 2019. [appellant] wil volledige betaling van deze factuur. Verder is [appellant] van mening dat de rechtbank ten onrechte een voorschot van € 5.000,- van de meerwerkfactuur van 16 januari 2019 heeft afgetrokken en maakt hij bezwaar tegen de veroordeling in de kosten van het Top-rapport en tegen de compensatie van de proceskosten.
4.2
[geïntimeerden] c.s. maken in hun drie grieven (met subonderdelen)bezwaar tegen het oordeel van de rechtbank dat sprake is van opzegging van de overeenkomst. Volgens hen heeft het bericht van 17 december 2018 te gelden als ingebrekestelling en is [appellant] vervolgens in verzuim geraakt, waardoor zij (na het uitbrengen van een omzettingsverklaring) recht hebben op schadevergoeding. Ook kunnen [geïntimeerden] c.s. zich niet vinden in het oordeel van de rechtbank over de begroting van de besparingen. De rechtbank heeft volgens hen de verkeerde conclusies verbonden aan het feit dat [appellant] niet aanwezig is geweest bij de inspectie door Top. Tot slot hebben [geïntimeerden] c.s. in hoger beroep hun eis vermeerderd. Zij vorderen nu ook schadevergoeding voor gebreken aan de rookgasafvoer en het platte dak en de nadere kosten van Top in verband met het rapport dat ter zake van deze gestelde gebreken is opgemaakt. Tot slot willen [geïntimeerden] c.s. dat [appellant] in de proceskosten in beide instanties wordt veroordeeld.
4.3
Het hof zal de geschilpunten tussen partijen hierna thematisch bespreken.
De vermeerdering van eis
4.4
[geïntimeerden] c.s. hebben in hoger beroep bij akte overlegging producties hun eis vermeerderd zoals die hiervoor onder 4.2 is weergegeven. [appellant] heeft tegen de vermeerdering van eis geen bezwaar gemaakt. Het hof ziet ook geen bezwaren en zal dat hierna toelichten.
4.5
De in artikel 347 lid 1 Rv besloten ‘twee-conclusie-regel’ beperkt de aan de oorspronkelijk eiser toekomende bevoegdheid tot verandering of vermeerdering van zijn eis in hoger beroep in die zin dat hij in beginsel zijn eis niet later dan in zijn memorie van grieven of van antwoord mag veranderen of vermeerderen [1] . Op deze in beginsel strakke regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, met name indien de wederpartij ondubbelzinnig erin heeft toegestemd dat de eisverandering of -vermeerdering kan plaatsvinden. Verder kan in het algemeen een verandering of vermeerdering van eis na het tijdstip van de memorie van grieven of antwoord toelaatbaar zijn, indien daarmee aanpassing wordt beoogd aan eerst na dat tijdstip voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de eisverandering of -vermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist, of dat – indien dan nog mogelijk – een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen beslissen. Onverkort blijft dan gelden dat de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde. [2]
4.6
[geïntimeerden] c.s. hebben hun eis vermeerderd nadat zij van grieven in incidenteel hoger beroep hadden gediend. De eiswijziging is dus in beginsel te laat. De vermeerdering van eis heeft betrekking op door [geïntimeerden] c.s. gestelde gebreken aan de rookgasafvoer en het platte dak. [geïntimeerden] c.s. betogen dat deze gebreken weliswaar in het eerdere onderzoek van
Top (van juli 2019) aan de orde zijn gekomen, maar ernstiger blijken dan destijds zichtbaar en bekend was. [geïntimeerden] c.s. hebben de gestelde gebreken laten onderzoeken door Top, wat geresulteerd heeft in een nader rapport van 18 februari 2021. [geïntimeerden] c.s. baseren hun vermeerdering van eis op dit rapport. Daarmee liggen naar het oordeel van het hof feiten en omstandigheden aan de vermeerderde eis ten grondslag die eerst na de indiening van de memorie van antwoord zijn gebleken. Mede in aanmerking genomen dat [appellant] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de eisvermeerdering, acht het hof deze toelaatbaar en zal het hof recht doen op de vermeerderde eis.
Ontbinding of opzegging?
4.7
Het eerste geschilpunt tussen partijen betreft de vraag of [geïntimeerden] c.s. - zoals zij stellen - de overeenkomst met [appellant] buitengerechtelijk hebben ontbonden, of dat zij - zoals [appellant] stelt - de overeenkomst voortijdig hebben opgezegd.
4.8
De maatstaf voor het ontbinden van een overeenkomst is vastgelegd in artikel 6:265 BW. Op grond van dat artikel mag een partij in beginsel de overeenkomst ontbinden indien de wederpartij tekort is geschoten in de nakoming van een van haar verbintenissen. Indien de nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas wanneer de schuldenaar in verzuim is als bedoeld in artikel 6:81 BW. Uitgangspunt is dat voor het intreden van verzuim een schriftelijke ingebrekestelling vereist is (artikel 6:82 lid 1 BW). Deze ingebrekestelling is bedoeld om de schuldenaar nog een laatste termijn voor nakoming te geven en aldus nader te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is, zonder dat van een tekortkoming sprake is, bij gebreke van welke nakoming de schuldenaar vanaf dat tijdstip in verzuim is. [3]
4.9
[geïntimeerden] c.s. hebben in een WhatsAppbericht van 17 december 2019 aan [appellant] geschreven:
“Sinds juli geeft ik al aan dat [geïntimeerde1] achteruit gaat, we zijn een HALF jaar verder en het is nog niet af. Sorry, maar ik vind dat absurd. Mijn gezin heeft behoefte aan rust. Ik ga die bieden door tot januari mijn huis beschikbaar te stellen voor jouw werkzaamheden, daarna neem ik de regie in eigen beheer en stopt onze samenwerking. Hierbij merk ik nadrukkelijk op dat ik dan genoodzaakt ben een andere vakman in te huren die jouw afgesproken werk afmaakt. Het lijkt mij duidelijk dat ik zijn kosten in mindering moet brengen op het tegoed aan jou. Kortom, je hebt nog twee weken dus dat moet makkelijk lukken, aan jou de keus.”
4.1
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat dit bericht niet een geldige ingebrekestelling bevat. Weliswaar valt eruit op te maken dat [geïntimeerden] c.s van mening zijn dat [appellant] in gebreke is doordat het bouwproject op dat moment nog niet is afgerond, maar de termijn voor nakoming die [geïntimeerden] c.s. [appellant] in dit bericht bieden kan, zeker gelet op de daarin voorkomende feestdagen van kerst en oud en nieuw, en gelet op de omvang van het bouwproject, niet als een redelijke termijn worden aangemerkt. [geïntimeerden] c.s. waren blijkens het rapport van Top waarop zij zich in deze procedure beroepen, immers zelf van mening dat [appellant] het werk op meer dan twintig punten nog niet voltooid had, en bovendien nog op tientallen punten herstelwerkzaamheden moest uitvoeren voordat het werk naar behoren zou zijn afgerond. Het hof acht het (met de rechtbank) onaannemelijk dat [appellant] dat in twee weken zou kunnen uitvoeren. Dat de advocaat van [appellant] tijdens de zitting in eerste aanleg heeft gezegd dat hij het bericht van 17 december 2018 als ingebrekestelling ziet, doet aan het voorgaande niet af. De advocaat van [appellant] heeft tijdens die zitting immers eveneens gesteld dat de termijn van twee weken niet redelijk is.
4.11
Vaststaat dat tussen partijen geen (fatale) termijn van oplevering was overeengekomen, zodat op die grond geen sprake is van het zonder ingebrekestelling intreden van het verzuim. Voor het zonder ingebrekestelling intreden van verzuim is ook geen andere grond gesteld of gebleken. De conclusie is dat [appellant] na 1 januari 2019 niet in verzuim is geraakt.
4.12
[geïntimeerden] c.s. hebben [appellant] vervolgens op 21 januari 2019 geschreven:
“De incidentele komst van de wispelturige bouwer geeft te veel spanning binnen het gezin. Om rust te warborgen heeft afnemer een laatste deadline gesteld van 1 januari 2019, wat bouwer met 14 dagen voldoende de gelegenheid bood het project naar behoren af te maken. Bouwer heeft hierop nauwelijks geparticipeerd.Desondanks is afnemer voornemens tot een realistische eindbetaling over te gaan, om meer schade voor alle betrokkenen te beperken. Bouwer dient hierbij wel rekening te houden met handhaving van eerdere beloftes en afspraken wat invloed heeft op het tegoed, met aftrek van onverrichte werkzaamheden/schade & herstel en ongeoorloofde nacalculatie als meerwerk, alsmede vergoeding voor vertragingskosten bij afnemer. Afnemer is bereid tot een afsluitend eindoverleg waarin beide partijen hun kostenoverzicht kenbaar maken.”
4.13
Gelet op de conclusie dat [appellant] op dat moment niet in verzuim verkeerde, is het hof met de rechtbank van oordeel dat dit bericht niet anders is uit te leggen dan als een voortijdige opzegging van de overeenkomst door [geïntimeerden] c.s., zoals bedoeld in artikel 7:764 BW.
4.14
Omdat sprake is van voortijdige opzegging van de overeenkomst en niet van ontbinding, is geen sprake van aansprakelijkheid van [appellant] voor de door [geïntimeerden] c.s. gestelde schade inzake verminderde opbrengsten van de onderneming van [geïntimeerde1] en opslag van inboedel. Het hof zal de vordering van [geïntimeerden] c.s. tot verwijzing naar de schadestaatprocedure daarom afwijzen.
De gevolgen van de opzegging
4.15
Partijen zijn voor de verschillende werkzaamheden uitsluitend vaste prijzen overeengekomen. [geïntimeerden] c.s. zijn door de voortijdige opzegging van de overeenkomst die vaste prijs verschuldigd, verminderd met de besparingen die voor [appellant] uit de opzegging voortvloeien [4] . Omdat sprake is van opzegging en niet van ontbinding, gaat het hof voorbij aan het betoog van [geïntimeerden] c.s. dat de besparingen geduid moeten worden als schadeposten en dienovereenkomstig beoordeeld dienen te worden.
4.16
De rechtbank heeft in rechtsoverweging 2.10 van het bestreden vonnis het beoordelingskader voor de wederzijdse vorderingen geschetst. De eerste fase van de beoordeling betreft de vraag hoeveel [geïntimeerden] c.s. in principe in hoofdsom aan [appellant] zouden moeten betalen. [geïntimeerden] c.s. zijn de prijs voor het basiswerk, waarvan nog een bedrag van € 12.826,- openstaat, verschuldigd, vermeerderd met meerwerk. Ter zake van het meerwerk heeft de rechtbank geoordeeld dat de meerwerkfacturen toewijsbaar zijn tot een bedrag van € 9.518,63 inclusief btw. [appellant] betoogt in hoger beroep dat dit bedrag moet worden verhoogd met de meerwerkfactuur van 17 januari 2019, die door de rechtbank geheel is afgewezen.
[geïntimeerden] c.s. hebben geen (incidenteel) hoger beroep ingesteld tegen het oordeel van de rechtbank over het meerwerk, zodat in hoger beroep alleen nog de meerwerkfactuur van 17 januari 2019 in geschil is. Het hof zal deze factuur hierna, onder rechtsoverweging 4.19 e.v., bespreken.
4.17
De tweede fase van de beoordeling betreft de vraag welke besparingen uit de opzegging voortvloeien. De bespaarde kosten betreffen zowel de omstandigheid dat [appellant] het werk dat hij niet heeft uitgevoerd niet alsnog hoeft uit te voeren, als de omstandigheid dat hij werk wat hij wel heeft uitgevoerd maar niet goed heeft gedaan, niet hoeft te herstellen. In hoeverre [appellant] door de opzegging kosten heeft bespaard, dient door [geïntimeerden] c.s. te worden gesteld en, bij betwisting daarvan door [appellant] , te worden bewezen - zij het dat op [appellant] een belangrijke mededelingsplicht rust ter zake.
4.18
[geïntimeerden] c.s. richten zich in hoger beroep tegen het oordeel van de rechtbank over de besparingen vanwege onvoltooid werk, schadeherstel en aanpassingen. Het hof zal dit onderdeel van het geschil hierna onder rechtsoverweging 4.31 e.v. bespreken.
De meerwerkfactuur van 17 januari 2019
4.19
[appellant] heeft met zijn factuur van 17 januari 2019 een bedrag van € 24.144,38 inclusief btw bij [geïntimeerden] c.s. in rekening gebracht. De verschuldigdheid van dit bedrag is integraal door [geïntimeerden] c.s. betwist. De rechtbank heeft ten aanzien van deze factuur geoordeeld dat [appellant] onvoldoende concreet heeft gemaakt op welk meerwerk de in de factuur genoemde
posten betrekking hebben. Ook heeft [appellant] ter zake van het gestelde meerwerk geen prijzen aan [geïntimeerden] c.s. genoemd. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van deze factuur om die reden afgewezen. [appellant] komt in hoger beroep tegen dit oordeel op en heeft de op de factuur genoemde posten van een nadere toelichting voorzien.
4.2
Bij de beoordeling van het meerwerk stelt het hof (gelijk de rechtbank in rechtsoverweging 2.12 van het bestreden vonnis heeft gedaan) voorop dat het basiswerk een relatief groot particulier bouwproject betreft tegen aanzienlijke kosten. [appellant] heeft bij het aangaan van de overeenkomst de uit te voeren werkzaamheden maar heel globaal omschreven. Een deugdelijk gedetailleerd bestek met de uit te voeren werkzaamheden ontbreekt. Die exacte werkzaamheden blijken ook niet uit de bij de offerte bijgevoegde tekeningen. Voor zover daar onduidelijkheid over bestaat, acht (ook) het hof dit een omstandigheid die voor rekening van [appellant] blijft. Als professioneel aannemer die contracteert met een consument, had [appellant] duidelijk moeten maken wat het aangenomen werk, dat in de offerte alleen globaal is omschreven, precies aan werkzaamheden inhoudt en daaronder niet is begrepen. Ook onduidelijkheid over de factuur van 17 januari 2019 zal daarom in het voordeel van [geïntimeerden] c.s. worden uitgelegd.
4.21
Verder stelt het hof voorop dat in artikel 7:755 BW is bepaald dat de aannemer, in geval van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk, slechts dan een verhoging van de prijs kan vorderen wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Uitgangspunt bij deze regel is, dat het de opdrachtgever wel duidelijk was en had moeten zijn dat het om meerwerk in de zin van deze bepaling ging.
4.22
[appellant] heeft [geïntimeerden] c.s. in november 2018 een lijst gestuurd met meerwerkposten. In die lijst heeft [appellant] echter geen prijzen genoemd. [geïntimeerden] c.s. hebben onweersproken gesteld dat [appellant] hen ook anderszins niet heeft gewaarschuwd voor de uit het meerwerk voortvloeiende prijsverhogingen. Anders dan [geïntimeerden] c.s. betogen, brengt dit echter niet zonder meer met zich dat de meerwerkfactuur geheel moet worden afgewezen. Ten aanzien van het meerwerk zal per post moeten worden beoordeeld of [geïntimeerden] c.s. hadden moeten begrijpen dat sprake zou zijn van een prijsverhoging.
4.23
De meerwerkfactuur van 17 januari 2019 bestaat uit 63 posten die onder te verdelen zijn in verschillende clusters. Om dit door [appellant] gevorderde meerwerk te beoordelen, acht het hof het nodig een onderzoek door een deskundige in te laten stellen en daarover te laten rapporteren. Het hof komt daar hierna, onder rechtsoverweging 4.38 e.v., op terug. Het hof zal de meerwerkfactuur hierna bespreken en per cluster aangeven welke vragen het hof voornemens is aan de deskundige voor te leggen.
nieuwe staalconstructie (punt 1 t/m 6)
4.23.1
[appellant] stelt, onder verwijzing naar een tekening van de oude en de nieuwe situatie, dat [geïntimeerden] c.s. een wijziging in de indeling wensten, waardoor een nieuwe constructieberekening gemaakt moest worden en er uiteindelijk een andere staalconstructie is geplaatst. Hiermee zijn volgens [appellant] de volgende meerwerkkosten gepaard gegaan:
1. nieuwe constructieberekening staal € 225,-
2. leveren en plaatsen staalconstructie € 2.467,-
3. extra arbeid sloop, stempelwerk en staal plaatsen € 510,-
4. afvoer puin in container € 135,-
5. bekleden staal met gips € 340,-
6. stucen stalen balk € 170,-
4.23.2
Het verweer van [geïntimeerden] c.s. houdt in dat slechts één wijziging is toegepast op de geplande staalconstructie en dat de wijziging in indeling slechts een beperkt constructief gevolg had. Het gevorderde bedrag omvat volgens [geïntimeerden] c.s. materiaal dat ook noodzakelijk was voor de werkzaamheden die [appellant] in de basis had moeten maken, zodat in zoverre van meerwerk geen sprake is. Verder stellen [geïntimeerden] c.s. dat tegenover de wijziging in de staalconstructie minderwerk staat, in de vorm van de afgesloten hal met halkast en de verspringing bij de entree van de keuken.
4.23.3
In dit verband heeft het hof de volgende vragen aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
- indien sprake is van meerwerk, zijn dan als gevolg hiervan andere in de offerte begrepen werkzaamheden komen te vervallen, zoals door [geïntimeerden] c.s. gesteld?
- zo ja, welk bedrag zou – gelet op het totaal van het aangenomen werk – met die werkzaamheden zijn gemoeid?
nieuwe binnenmuur (punt 7 t/m 9)
4.23.4
[appellant] stelt dat tijdens het werk bleek dat de binnenmuur van zodanige kwaliteit was dat deze uit elkaar viel en vervangen moest worden. [appellant] heeft een nieuwe binnenmuur geplaatst en voorzien van isolatie. In verband hiermee vordert hij als meerwerk:
7. sloop binnengevel 1e verdieping € 340,-
8. afvoer puin in container € 135,-
9. plaatsen geïsoleerde voorzetwanden € 1.460,-
4.23.5
[geïntimeerden] c.s. stellen dat deze werkzaamheden onderdeel uitmaakten van de basisovereenkomst, omdat deze vanuit technisch oogpunt noodzakelijk waren om de verbouwing te kunnen uitvoeren. [appellant] wist dat de het een oude woning betrof, zodat
[geïntimeerden] c.s. ervan uit gingen dat [appellant] deze werkzaamheden had ingecalculeerd.
4.23.6
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
knieschotten eerste verdieping en zolder (punt 10 t/m 15)
4.23.7
[appellant] stelt dat hij op de eerste verdieping en op de zolder knieschotten heeft geplaatst waar leidingwerk achter wegvalt. Op zolder heeft [appellant] hoge knieschotten geplaatst waar de radiator aan hangt waarvan een deel is voorzien van deurtjes en lades. In de offerte is benoemd dat dit onderdeel buiten de offerte valt. In verband hiermee vordert [appellant] als meerwerk:
10. plaatsen laag knieschot op zolder en grote slaapkamer € 340,-
11. vuren delen in grondverf voor knieschotten € 316,80
12. knieschotten hoog op zolder met deurtjes en lades € 765,-
13. underlayment platen voor lades € 74,38
14. vuren 2/3 € 13,80
15. ijzerwaren scharnier laderail € 80,-
4.23.8
[geïntimeerden] c.s. stellen dat in de offerte het aftimmeren in de aanneemsom is voorzien, nu daarin is opgenomen
“aftimmeren waar nodig”.[geïntimeerden] c.s. mochten er dus op vertrouwen dat deze werkzaamheden onder het basiswerk vielen. De deurtjes en lades die zijn aangebracht betreffen volgens [geïntimeerden] c.s. maar een kwart van de volledige aftimmering. Bovendien stond hier minderwerk tegenover, in de vorm van het niet meer hoeven aanbrengen van sierluiken.
4.23.9
In dit verband heeft het hof de volgende vragen aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
- indien sprake is van meerwerk, zijn dan als gevolg hiervan andere in de offerte begrepen werkzaamheden komen te vervallen zoals door [geïntimeerden] c.s. gesteld?
- zo ja, welk bedrag zou – gelet op het totaal van het aangenomen werk – met die werkzaamheden zijn gemoeid?
latten in de kantstukken van de dakramen (punt 16 en 17)
4.23.10
[appellant] stelt dat hij in opdracht van [geïntimeerden] c.s. als meerwerk extra latten in de standaard kantstukken van de dakramen heeft geplaatst en dat hiermee de volgende kosten gemoeid waren:
16. extra latten rond dakramen € 66,-
17. plaatsen van de latten € 85,-
4.23.11
[geïntimeerden] c.s. stellen dat deze aftimmering overeenkomstig de eisen van goed en deugdelijk werk uitgevoerd moest worden en daarom in de aanneemsom voor de complete verbouwing met traditionele uitstraling begrepen was.
4.23.12
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
traphek zolder (punt 18 en 19)
4.23.13
[appellant] stelt dat [geïntimeerden] c.s. tijdens de bouw besloten hebben dat zij in plaats van een luik voor het trapgat van de zolderverdieping een traphek wensten. [appellant] maakt aanspraak op meerwerk ter hoogte van:
18. maken en voorbereiden traphek € 340,-
19. materiaal grenen € 32,50
4.23.14
[geïntimeerden] c.s. stellen dat een traphek overeenkomstig het bouwbesluit is, zodat zij er vanuit mochten gaan dat dit onderdeel zou zijn van de aanneemsom. Voor zover [appellant] dacht dat het plaatsen van een luik zou volstaan, dient dit voor zijn eigen rekening te blijven. Daarnaast betwisten [geïntimeerden] c.s. dat met het maken van het traphek acht arbeidsuren gemoeid zijn geweest.
4.23.15
In dit verband heeft het hof de volgende vragen aan de te benoemen deskundige:
- vloeit de plaatsing van het traphek noodzakelijk voort uit het bouwbesluit?
- indien sprake is van meerwerk, wat is dan een redelijke prijs voor het maken van dit traphek?
extra raam met kruisroede (punt 20)
4.23.16
[appellant] stelt dat als gevolg van een andere indeling bij [geïntimeerden] c.s. de wens ontstond dat het middelste dichte paneel van de grote dakkapel werd voorzien van een raam met kruisroede. In verband hiermee heeft hij als meerwerk in rekening gebracht:
20. extra raam met roedes in dakkapel € 180,-
4.23.17
[geïntimeerden] c.s. stellen dat ten aanzien van het extra raam per saldo geen sprake is van meerwerk, omdat hier tegenover het plaatsen en leveren van gevelhout is weggevallen.
4.23.18
In dit verband heeft het hof de volgende vragen aan de deskundige:
- zijn als gevolg van deze wijziging andere in de offerte begrepen werkzaamheden komen te vervallen zoals door [geïntimeerden] c.s. gesteld?
- zo ja, welk bedrag zou – gelet op het totaal van het aangenomen werk – met die werkzaamheden zijn gemoeid?
lambrisering en stucwerk badkamer (punt 20 t/m 24)
4.23.19
[appellant] stelt dat [geïntimeerden] c.s. in plaats van geheel getegelde muren in de badkamer lambrisering met daarboven stucwerk in de badkamer wensten. [appellant] moest daardoor ook timmer- en stucwerk uitvoeren, in verband waarmee hij het volgende meerwerk vordert:
21. plaatsen lambrisering en plinten in badkamers € 1.020,-
22. vuren delen in grondverf € 316,80
23. profiel lijst € 55,-
24. plint € 82,50
4.23.20
[geïntimeerden] c.s. stellen dat het basiswerk het voorbereidend timmerwerk om het tegelwerk mogelijk te maken betrof. Tegels waren daarbij niet inbegrepen, omdat [geïntimeerden] c.s. die zelf zouden aanleveren. De arbeid en het materiaal voor het tegelen waren dus in de offerte meegerekend. Verder menen [geïntimeerden] c.s. dat sprake is van minderwerk doordat [appellant] minder voorbereidend timmerwerk ten behoeve van het tegelen hoefde uit te voeren. Volgens [geïntimeerden] c.s. valt het wegvallen van het tegelwerk weg tegen het plaatsen van het stucwerk en de lambrisering.
4.23.21
In dit verband heeft het hof de volgende vragen aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
- indien sprake is van meerwerk, zijn dan als gevolg hiervan andere in de offerte begrepen werkzaamheden komen te vervallen, zoals door [geïntimeerden] c.s. gesteld?
- zo ja, welk bedrag zou – gelet op het totaal van het aangenomen werk – met die werkzaamheden zijn gemoeid?
schuifdeuren (punt 25)
4.23.22
[appellant] stelt dat de overeenkomst tussen partijen voorzag in draaideuren, maar dat
[geïntimeerden] c.s. in plaats daarvan schuifdeuren wilden. Extra hout voor de montage van de rails en het aftimmerwerk betreffen volgens [appellant] meerwerk ter hoogte van:
25. schuifdeur in plaats van draaideur € 85,-
4.23.23
[geïntimeerden] c.s. stellen dat zij ervan uit mochten gaan dat tegenover dit meerwerk minderwerk stond doordat [appellant] geen scharnieren met een draaipositie hoefde aan te brengen. [geïntimeerden] c.s. was niet bekend dat er extra hout gemaakt moest worden voor montage van de rails.
4.23.24
In dit verband heeft het hof de volgende vragen aan de te benoemen deskundige:
- zijn als gevolg van deze wijziging andere in de offerte begrepen werkzaamheden komen te vervallen zoals door [geïntimeerden] c.s. gesteld?
- zo ja, welk bedrag zou – gelet op het totaal van het aangenomen werk – met die werkzaamheden zijn gemoeid?
extra raampje badkamer (punt 26 en 27)
4.23.25
[appellant] stelt dat [geïntimeerden] c.s. een extra raampje in de badkamer wensten dat niet op de tekening stond. Gelet op de plek van het raampje moest [appellant] een elektra leiding omleggen, waardoor het een tijdrovende klus is geweest. In verband hiermee vordert [appellant] :
26. klein raampje in badkamer € 255,-
27. raampje en kozijntje € 150,-
4.23.26
[geïntimeerden] c.s. stellen dat tegenover dit raampje in de badkamer het wegvallen van een raampje in het toilet staat. [geïntimeerden] c.s. hebben dit tijdig aan [appellant] meegedeeld. [appellant] was dit echter vergeten, waardoor de elektra en het stucwerk al klaar waren. Dat [appellant] meer uren heeft moeten besteden aan het plaatsen van dit raampje is dan ook aan hemzelf te wijten.
4.23.27
In dit verband heeft het hof de volgende vragen aan de te benoemen deskundige:
- zijn als gevolg van deze wijziging andere in de offerte begrepen werkzaamheden komen te vervallen zoals door [geïntimeerden] c.s. gesteld?
- zo ja, welk bedrag zou – gelet op het totaal van het aangenomen werk – met die werkzaamheden zijn gemoeid?
douchebak (punt 28)
4.23.28
[appellant] stelt dat in de offerte is uitgegaan van standaard sanitair, maar dat [geïntimeerden] c.s. lopende het werk deze post eruit hebben gehaald. Wel heeft [appellant] een douchebak aan
[geïntimeerden] c.s. geleverd. Hij vordert daarom als meerwerk:
28. douche bak 90x120 € 280,-
4.23.29
[geïntimeerden] c.s. hebben op dit punt geen verweer gevoerd zodat deze post zal worden toegewezen.
uitloopcombinatie bad (punt 29)
4.23.30
[appellant] stelt dat [geïntimeerden] c.s. zelf het bad hebben aangeleverd, maar daarbij geen uitloopcombinatie hadden besteld. [appellant] heeft die uitloopcombinatie na overleg met
[geïntimeerden] c.s. geleverd en vordert in dat verband als meerwerk:
29. afvoer set ligbad € 49,-
4.23.31
[geïntimeerden] c.s. stellen dat in de offerte het aanleggen van leidingwerk in de badkamers was begrepen. [geïntimeerden] c.s. gingen ervan uit dat een en ander zodanig compleet door [appellant] zou worden aangeleverd en geïnstalleerd dat daar geen meerwerk uit voort zou komen.
4.23.32
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
vloerverwarming badkamers (punt 30)
4.23.33
[appellant] stelt dat in de offerte is uitgegaan van één verwarmingsvorm in de badkamers maar dat [geïntimeerden] c.s. een radiator én vloerverwarming wilden. [appellant] heeft de goedkoopste verwarmingsvorm als meerwerk gevorderd:
30. vloerverwarming in badkamers € 650,-
4.23.34
[geïntimeerden] c.s. betwisten dat in de offerte is uitgegaan van één verwarmingsvorm in de badkamers. Volgens [geïntimeerden] c.s. was [appellant] al voor het opmaken van de offerte duidelijk dat zij een radiator én vloerverwarming wilden. [geïntimeerden] c.s. mochten er dus vanuit gaan dat dit in de aanneemsom begrepen was.
4.23.35
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
stroomaansluiting badkamer (punt 31)
4.23.36
[appellant] stelt dat [geïntimeerden] c.s. een stroomaansluiting in de badkamer wilden voor een televisie. Dit is niet standaard in de offerte inbegrepen en betreft dus meerwerk:
31. extra cai en stroom aansluiting badkamer € 180,-
4.23.37
[geïntimeerden] c.s. stellen dat zij op verzoek van [appellant] het stroomplan hebben opgesteld waarin deze aansluiting was opgenomen. [appellant] heeft geen kaders of beperkingen aan
[geïntimeerden] c.s. opgelegd, zodat [geïntimeerden] c.s. er vanuit gingen dat ook de badkamer begrepen was in het stroomplan.
4.23.38
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
badkamermeubel passend maken (punt 32)
4.23.39
[appellant] stelt dat [geïntimeerden] c.s. twee bestaande kastjes als badkamermeubel wilden gebruiken en dat hij op verzoek van [geïntimeerden] c.s. aanpassingen aan de kastjes heeft gedaan om het passend te maken. Dit was op basis van regie en daarom vordert [appellant] als meerwerk:
32. aanpassen badkamermeubels € 255,-
4.23.40
[geïntimeerden] c.s. stellen dat deze werkzaamheden, waarbij [geïntimeerde1] geholpen hebben, in het niet vallen bij het wegvallen van de offertepost ‘montage nieuwe badkamermeubels’. Per saldo is van meerwerk dan ook geen sprake.
4.23.41
In dit verband heeft het hof de volgende vragen aan de te benoemen deskundige:
- zijn als gevolg van deze wijziging andere in de offerte begrepen werkzaamheden komen te vervallen zoals door [geïntimeerden] c.s. gesteld?
- zo ja, welk bedrag zou – gelet op het totaal van het aangenomen werk – met die werkzaamheden zijn gemoeid?
verplaatsen rookkanaal (punt 33)
4.23.42
[appellant] stelt dat als gevolg van de wijziging van de indeling op de eerste verdieping het rookkanaal verplaatst moest worden. Het oude kanaal was qua maat en onderdelen niet herbruikbaar. In verband hiermee vordert [appellant] :
33. plaatsen nieuw rookkanaal € 1.525,-
4.23.43
[geïntimeerden] c.s. stellen dat onderdeel van het verbouwingsplan het volledig strippen van de bovenverdieping betrof. Onderdeel daarvan was het sterk verouderde rookkanaal. Daarmee betrof het verbouwingsplan mede de vernieuwing en eventuele verplaatsing van het rookkanaal. Deze post was volgens [geïntimeerden] c.s. dan ook in de aanneemsom begrepen.
4.23.44
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
extra cai en utp aansluiting (punt 34)
4.23.45
[appellant] stelt dat [geïntimeerden] c.s. op de slaapkamer een extra cai- en utp-aansluiting wilden die niet in de offerte was meegenomen. [appellant] vordert:
34. extra cai- en utp-aansluiting in slaapkamer € 180,-
4.23.46
[geïntimeerden] c.s. stellen dat zij een stroomplan hebben opgemaakt zonder beperkingen van de zijde van [appellant] . [geïntimeerden] c.s. gingen er vanuit dat deze dubbele aansluiting onderdeel kon en mocht zijn van het stroomplan.
4.23.47
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
openslaande deuren slaapkamer (punt 35)
4.23.48
[appellant] stelt dat [geïntimeerden] c.s. gaande de bouw toch liever openslaande deuren in de slaapkamer wilden in plaats van een raamkozijn. In verband hiermee vordert [appellant] als meerwerk:
35. kozijn met openslaande deuren met roedes € 1.800,-
4.23.49
[geïntimeerden] c.s. stellen dat een kozijn al in de aanneemsom was begrepen. Het gevorderde valt dus onder het basiswerk. [geïntimeerden] c.s. gingen ervan uit dat met de wijziging geen extra kosten gemoeid waren.
4.23.50
In dit verband heeft het hof de volgende vragen aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
- indien sprake is van meerwerk, zijn dan als gevolg hiervan andere in de offerte begrepen werkzaamheden komen te vervallen, zoals door [geïntimeerden] c.s. gesteld?
- zo ja, welk bedrag zou – gelet op het totaal van het aangenomen werk – met die werkzaamheden zijn gemoeid?
extra binnendeuren (punt 36 en 37)
4.23.51
[appellant] stelt dat hij drie extra deuren heeft geleverd die niet op de tekening stonden. In verband hiermee vordert hij als meerwerk:
36. extra binnendeuren € 550,-
37. extra binnendeur met glas € 365,-
4.23.52
[geïntimeerden] c.s. stellen dat [appellant] slechts één deur teveel besteld heeft. [geïntimeerden] c.s. heeft geen opdracht gegeven voor het bestellen van één extra deur en is ook niet gewezen op de kostenconsequenties.
4.23.53
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
deur in berging (punt 38 en 39)
4.23.54
[appellant] stelt dat hij in de berging een deur heeft geplaatst die niet op de tekening stond. In dat verband vordert hij als meerwerk:
38. plaatsen schuifdeur berging € 85,-
39. gebruikt materiaal voor plaatsen schuifdeur € 110,-
4.23.55
[geïntimeerden] c.s. stellen dat deze deur in de geplande achterwand is gemonteerd ter compensatie van de beraamde m2 wandplaten/isolatie/gevelhout en stucwerkzaamheden die nu niet nodig waren. De deur met het kozijn viel dus weg tegen deze werkzaamheden en materiaal.
4.23.56
In dit verband heeft het hof de volgende vragen aan de te benoemen deskundige:
- zijn als gevolg van deze wijziging andere in de offerte begrepen werkzaamheden komen te vervallen zoals door [geïntimeerden] c.s. gesteld?
- zo ja, welk bedrag zou – gelet op het totaal van het aangenomen werk – met die werkzaamheden zijn gemoeid?
aankleding berging (punt 40 t/m 43)
4.23.57
[appellant] stelt dat hij in de berging een wand, deur, radiator en koof heeft geplaatst. Dit gebeurde op regiebasis, omdat bij het uitbrengen van de offerte met betrekking tot de berging niets op tekening stond. [appellant] vordert als meerwerk:
40. plaatsen deur en wand cv hok € 255,-
41. materiaal voor de wand € 150,-
42. extra radiator hobby ruimte € 350,-
43. aftimmeren pijp afzuigkap € 85,-
4.23.58
[geïntimeerden] c.s. stellen dat de berging in de plaats is gekomen van de kelder die in het offertestadium ter sprake was gebracht. Het creëren van een berging zou volgens [appellant] veel goedkoper zijn dan het maken van een kelder. [geïntimeerden] c.s. hebben met deze wijziging ingestemd en verzocht de bering volledig af te werken.
4.23.59
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
punt 44, 45 en 46
4.23.60
[appellant] heeft punt 44, 45 en 46 van zijn meerwerkofferte ook in hoger beroep niet van een toelichting voorzien. Het hof zal deze posten (van € 127,50, € 88,- en € 19,25) om die reden afwijzen.
drie delen schuifdeur (punt 47 t/m 49)
4.23.61
[appellant] stelt dat de ruimte bij de wc beneden door de keuzes van [geïntimeerden] c.s. te krap was geworden voor een draaideur. [appellant] heeft daarom in opdracht van [geïntimeerden] c.s. een driedelenschuifdeur gemaakt. Dit is op regiebasis uitgevoerd zodat [appellant] als meerwerk vordert:
47. maken schuifdeur in wc € 340,-
48. materiaal voor schuifdeur € 85,-
49. schuifdeur rail en rollen € 150,-
4.23.62
[geïntimeerden] c.s. stellen dat de driedelenschuifdeur een oplossing was voor de door [appellant] verkeerd ingeschatte krappe ruimte. Bovendien is deze deur volgens [geïntimeerden] c.s. ondeugdelijk en heeft [appellant] bij de plaatsing hiervan hout- en stucwerk vernield. De kosten van de deur vallen volgens [geïntimeerden] c.s. onder zijn eigen schuld.
4.23.63
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze (herstel)werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
plaatsen en afwerken keuken (punt 50 en 51)
4.23.64
[appellant] stelt dat in de offerte geen keuken was begrepen. [geïntimeerden] c.s. hadden zelf een tweedehandskeuken gekocht en hebben [appellant] gevraagd deze te plaatsen en op enkele punten aan te passen. In verband hiermee vordert [appellant] als meerwerk:
50. plaatsen keuken en maken missende onderdelen € 1.360,-
51. gebruikte materialen voor keuken € 280,-
4.23.65
[geïntimeerden] c.s. stellen dat zij met [appellant] hebben afgesproken dat [appellant] dit meerwerk voor maximaal € 1.000,- zou uitvoeren. Zij verwijzen ter onderbouwing hiervan naar de gespreksnotitie die ze hebben opgemaakt naar aanleiding van het bouwoverleg van
november 2018. In deze notitie staat:
“Wij geven akkoord voor het bouwproject met als meerwerk plaatsing keuken (max € 1.000) (…)”.
4.23.66
Gelet op de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerden] c.s. oordeelt het hof dat [appellant] ter zake van het plaatsen en afwerken van de keuken een bedrag toekomt van € 1.000,-. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
tegelen achterwand keuken (punt 52 en 53)
4.23.67
[appellant] stelt dat hij op regiebasis de achterwand van de keuken heeft getegeld en vordert in verband hiermee als meerwerk:
52. tegelen achterwand keuken € 170,-
53. gebruikte materiaal € 80,-
4.23.68
[geïntimeerden] c.s. stellen dat het tegelwerk in de keuken in de aanneemsom was begrepen.
4.23.69
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
radiatoren keuken (punt 54)
4.23.70
[appellant] stelt dat in de offerte is uitgegaan van één verwarmingsvorm. In de keuken is vloerverwarming aangebracht. [geïntimeerden] c.s. wensten echter twee radiatoren als aanvulling. In verband hiermee vordert [appellant] als meerwerk:
54. extra radiatoren in keuken € 420,-
4.23.71
[geïntimeerden] c.s. stellen dat [appellant] nooit heeft opgemerkt dat in zijn calculatie slechts met één verwarmingsvorm was gerekend. [appellant] heeft nooit gemeld dat de keuze voor radiatoren extra kosten met zich zou brengen.
4.23.72
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
extra kozijn in gevel (punt 55 t/m 57)
4.23.73
[appellant] stelt dat [geïntimeerden] c.s. door de verandering van indeling graag een extra kozijn in de gevel wilden. [appellant] heeft dit kozijn gemaakt, geplaatst en de wanden afgewerkt op regiebasis. In verband hiermee vordert [appellant] als meerwerk:
55. kozijn in gevel woonkamer lijkend op oude situatie € 400,-
56. binnenmuur aan helen en stucen rond kozijn € 255,-
57. gebruikte materiaal € 50,-
4.23.74
[geïntimeerden] c.s. stellen dat tegenover het plaatsen van het kozijn de oorspronkelijk ingetekende openslaande deuren wegvielen. [geïntimeerden] c.s. gingen ervan uit dat het een tegen het ander weg zou vallen en er per saldo dus geen sprake zou zijn van meerwerk.
4.23.75
In dit verband heeft het hof de volgende vragen aan de te benoemen deskundige:
- zijn als gevolg van deze wijziging andere in de offerte begrepen werkzaamheden komen te vervallen zoals door [geïntimeerden] c.s. gesteld?
- zo ja, welk bedrag zou – gelet op het totaal van het aangenomen werk – met die werkzaamheden zijn gemoeid?
voegen metselwerk (punt 58)
4.23.76
[appellant] stelt dat als gevolg van het plaatsen van twee extra kozijnen het onvermijdelijk was dat het metselwerk rond die kozijnen opnieuw gevoegd moest worden. In verband hiermee vordert hij als meerwerk:
58. uithakken en voegen gevel € 600,-
4.23.77
[geïntimeerden] c.s. stellen niet bekend te zijn met (extra) voegwerk of de noodzaak daartoe. Als (extra) voegwerk al uitgevoerd zou zijn, heeft het plaatsgevonden zonder dat
[geïntimeerden] c.s. daarin is gekend.
4.23.78
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- heeft [appellant] bij de extra kozijnen in de gevel het metselwerk opnieuw gevoegd en valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
aanpassingen meterkast (punt 59 en 60)
4.23.79
[appellant] stelt dat de elektricien diverse aanpassingen in de meterkast heeft gedaan terwijl in de bijlage bij de offerte is benoemd dat de prijs exclusief aanpassingen in de meterkast is. Ook heeft de elektricien diverse buitenlampen aangesloten. [appellant] vordert in dit verband als meerwerk:
59. werkzaamheden Koop meterkast en buitenlampen plaatsen € 552,50
60. gebruikt materiaal door Koop € 750,-
4.23.80
[geïntimeerden] c.s. stellen niet bekend te zijn met aanpassingen in de meterkast die geen verband houden met het aanleggen van elektra. Het aanleggen van elektra is in de overeenkomst begrepen, zodat [geïntimeerden] c.s. ervan uit gingen dat de gevolgen daarvan in de meterkast daaronder begrepen zouden zijn. Afgezien daarvan hebben [geïntimeerden] c.s. geen bijzondere wensen geuit met betrekking tot aanpassingen in de meterkast.
4.23.81
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
buitenstopcontacten (punt 61 en 62)
4.23.82
[appellant] heeft in opdracht van [geïntimeerden] c.s. zes buitenstopcontacten gemaakt en vordert als meerwerk:
61. buiten stopcontact enkel € 150,-
62. buiten stopcontact dubbel € 360,-
4.23.83
[geïntimeerden] c.s. stellen dat de stopcontacten inderdaad zijn aangelegd, maar dat zij er vanuit mochten aan dat dit was begrepen in de aanneemsom.
4.23.84
In dit verband heeft het hof de volgende vraag aan de te benoemen deskundige:
- valt uit de stukken met voldoende mate van zekerheid af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen?
red ceder rabbat (punt 63)
4.23.85
[appellant] stelt dat [geïntimeerden] c.s. in plaats van douglas hebben gekozen voor red ceder rabbat. [appellant] vordert de meerprijs per strekkende meter:
63. red ceder rabbat in plaats van douglas € 1.808,-
4.23.86
[geïntimeerden] c.s. betwisten dat zij hebben gekozen voor red cedar rabbat in plaats van het overeengekomen douglashout. [appellant] heeft die keuze zelf gemaakt, omdat zijn leverancier geen douglashout kon leveren.
4.23.87
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [geïntimeerden] c.s., is het hof van oordeel dat [appellant] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [geïntimeerden] c.s. de wijziging van douglashout in red ceder rabbat als meerwerk verschuldigd zijn geraakt. De factuur zal op dit punt dus worden afgewezen.
Nadat de deskundige over de hiervoor genoemde vragen heeft gerapporteerd zal het hof ten aanzien van het dan gebleken meerwerk, gelet op wat hiervoor onder rechtsoverweging 4.21 is overwogen, per cluster beoordelen of [geïntimeerden] c.s. de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging hadden moeten begrijpen.
€ 5.000,-: voorschot of korting?
4.24
Zonder vooruit te lopen op de beoordeling van de meerwerkfactuur van
17 januari 2019 overweegt het hof alvast het volgende. [appellant] heeft in eerste aanleg betaling gevorderd van zijn meerwerkfactuur van 16 januari 2019 ten bedrage van € 12.612,43 inclusief btw. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze factuur toewijsbaar is voor € 11.511,82 inclusief btw, maar dat van dit bedrag nog een door [geïntimeerden] c.s. betaald voorschot ter hoogte van € 5.000,- moet worden afgetrokken zodat [geïntimeerden] c.s. € 6.511,82 inclusief btw verschuldigd zijn.
4.25
[appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte het voorschot van € 5.000,- in mindering heeft gebracht op de meerwerkfactuur van 16 januari 2019, omdat dit voorschot al van de meerwerkfactuur van 17 januari 2019 is afgetrokken. Indien het voorschot op de factuur van 16 januari 2019 wordt verrekend, dient de factuur van 17 januari 2019 te worden vermeerderd met € 5.000,-, aldus [appellant] .
4.26
Op de meerwerkfactuur van 17 januari 2019 wordt door [appellant] inderdaad een bedrag van € 5.000,- in mindering gebracht op het totaalbedrag. Dit is echter gedaan onder de beschrijving “Factuurkorting”. [geïntimeerden] c.s. hebben betwist dat deze factuurkorting verband houdt met het betaalde voorschot. Gelet hierop heeft [appellant] naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de ‘factuurkorting’ in feite de verrekening van het voorschot betrof. De ter zitting ingenomen stelling dat de verkeerde omschrijving in de factuur is gebruikt als gevolg van het calculatieprogramma van [appellant] , is daartoe onvoldoende.
4.27
Het voorgaande leidt dan ook niet tot een aanpassing van de factuur van
16 januari 2019, zodat de hoogte van het verschuldigde meerwerk ter zake van deze factuur in beginsel € 6.511,82 blijft. Voor zover [appellant] zijn eis heeft vermeerderd door te vorderen dat de meerwerkfactuur van 17 januari 2019 met € 5.000,- verhoogd wordt, zal deze vordering worden afgewezen.
de meerwerkfactuur van 16 januari 2019: korting op de veranda?
4.28
[appellant] heeft in zijn meerwerkfactuur van 16 januari 2019 ter zake van het plaatsen van een veranda een bedrag van € 8.020,- in rekening gebracht. [geïntimeerden] c.s. stellen dat zij met [appellant] hebben afgesproken dat hij op dit punt een korting van € 3.000,- zou verlenen, zodat een bedrag van € 5.020,- als meerwerk toewijsbaar is. Ter onderbouwing van deze stelling beroepen [geïntimeerden] c.s. zich op het door hen opgestelde verslag van het bouwoverleg van november 2017, waarin is geschreven:
“Korting mogelijk middels bijbestelling veranda; € 3.000 (ex 21% BTW). Korting wordt verrekend over meerwerk veranda conform omschrijving offerte.”
4.29
[appellant] betwist dat hij met [geïntimeerden] c.s. heeft afgesproken dat op de veranda een korting van € 3.000,- zou worden verleend en wijst erop dat het verslag van het bouwoverleg eenzijdig door [geïntimeerden] c.s. is opgesteld.
4.3
Gelet op de betwisting van [appellant] hebben [geïntimeerden] c.s. onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij ter zake van de veranda een korting van € 3.000,- met [appellant] zijn overeengekomen. Bij gebreke van een hierop toegespitst bewijsaanbod concludeert het hof dat het voorgaande niet leidt tot een aanpassing van het door [geïntimeerden] c.s. verschuldigde bedrag ter zake van deze factuur.
De begroting van de besparingen
4.31
Het hof komt nu toe aan de tweede fase van de beoordeling zoals genoemd in rechtsoverweging 4.17, waarin de vraag beantwoord moet worden welke besparingen voor [appellant] uit de opzegging voortvloeien.
4.32
[geïntimeerden] c.s. hebben zich bij de onderbouwing van de door hen gestelde besparingen gebaseerd op het rapport van Top van 4 juli 2019. [appellant] heeft puntsgewijs op dit rapport gereageerd. Omdat [geïntimeerden] c.s. in de procedure in eerste aanleg Top niet op de stellingname van [appellant] hebben laten reageren, heeft de rechtbank overwogen dat zij de reactie van [appellant] voor zover deze haar aannemelijk voorkomt, zal volgen. [geïntimeerden] c.s. kunnen zich in deze overweging niet vinden. In hoger beroep hebben zij alsnog een nadere rapportage van Top (van 1 april 2020) in het geding gebracht, waarin Top reageert op de stellingname van [appellant] . Daarnaast hebben zij een derde rapport van Top overgelegd (van 18 februari 2021) waarin de bij vermeerdering van eis gestelde gebreken zijn onderzocht. [geïntimeerden] c.s. menen dat Top zich heeft opgesteld als onafhankelijk deskundige en dat de rapporten van Top dan ook tot uitgangspunt kunnen worden genomen bij de beoordeling. Met het oog hierop heeft de rechtbank volgens [geïntimeerden] c.s. ten aanzien van een aantal van de gestelde besparingen (hierna weergegeven onder rechtsoverweging 4.34) ten onrechte het standpunt van [appellant] gevolgd, waardoor deze besparingen ten onrechte zijn afgewezen of onjuist zijn begroot. Volgens [geïntimeerden] c.s. dienen de besparingen begroot te worden op de door Top genoemde bedragen.
4.33
[appellant] heeft zich tegen deze stellingen van [geïntimeerden] c.s. verweerd en heeft daarbij voorop gesteld dat hij bij de totstandkoming van geen van de rapporten van Top door
[geïntimeerden] c.s. is betrokken. [appellant] is dan ook van mening dat het rapport van Top zonder hoor- en wederhoor tot stand is gekomen en daarom niet integer en onafhankelijk is.
4.34
De begroting of afwijzing van de volgende besparingen zijn door [geïntimeerden] c.s. in hoger beroep ter discussie gesteld (waarbij het hof de nummering van de rechtbank hanteert):
besparingen door niet hoeven voltooien7. Leveren en plaatsen paneel in keuken
11. Wifi-aansluiting aanleggen in hobbyruimte
12. Kap van radiator in berging aanbrengen
13. Espagnoletten op dubbele deuren aanbrengen
14. Aanbrengen sierlijsten woonkamerplafond
16. Afwerkkappen bij balustrade trap aanbrengen
23. Leveren en aanbrengen raamwerk wandcontactdozen grote slaapkamer
besparingen door niet hoeven herstellen van schades1. Vervangen vensterbanken in keuken
3. Neuten onder kozijnen in keuken herstellen
4. Deurtjes van keuken opnieuw afstellen
5. Herstel en vlak aanbrengen keukenbladen
6. Vervangen ondeugdelijke kitvoegen
7. Afstellen loopdeur van de dubbele deuren in keuken
9. Aanpassen schuifdeur hobbyruimte
13. Plaatsen nieuwe ruit in de achtergevel woonkamer
14. Herstellen losse vloerplank woonkamer
16. Aanpassen bedieningsknop radiator bij sifon toilet
20. Afgebrokkelde beton van betonpoeren herstellen
21. Slot gangbaar maken linker raam logeerkamer
23. Te lange boutkoppen bij schuifdeuren twee badkamers aanpassen
28. Herstellen deurtje in badkamer
29. Herstellen slot badkamer
30. Deuren grote slaapkamer opnieuw afstellen
31. Herstellen gordingen en dakplaten
36. Herstellen dakoverstekken van dakkapellen
37. Herstellen metselwerk bij nieuw kopgevelraam
38. Herstellen steen bij aanbouw linker voorzijde
39. Verwijderen witte spetten op zwarte rabatdelen
40. Houten rabatdelen bij keukenaanbouw aanpassen
41. Herstellen goot en houten betimmering
Nieuw:
- Waterkerendheid platte daken
- Rookgasafvoerkanaal houtkachel
besparingen door niet alsnog hoeven te voldoen aan uitstraling en kwaliteitseisen1. Aanbrengen architraven en afwerken
2. Vervangen afwijkende buitendeuren
4.35
Het hof is het met [appellant] eens dat de rapporten van Top niet tot uitgangspunt kunnen dienen bij de beoordeling van (de hoogte van) de besparingen. [appellant] noch zijn advocaat is bij de opname van het werk door Top niet aanwezig geweest. Zij konden op de eerste opnamedatum wel, maar de advocaat van [geïntimeerden] c.s. kon op die datum niet. [geïntimeerden] c.s. hebben toen besloten om Top het onderzoek te laten uitvoeren zonder [appellant] of zijn advocaat. Bij de inspectie voorafgaand aan het rapport van 18 februari 2021 is [appellant] niet uitgenodigd. Daardoor is bij de totstandkoming van het rapport het beginsel van hoor- en wederhoor niet in acht genomen. Bovendien worden in de rapporten van Top kosten genoemd die gemaakt moeten worden voor herstel door derden. Uit wat het hof heeft hiervoor onder rechtsoverweging 4.17 heeft overwogen, blijkt dat de grondslag voor de bepaling waar
[geïntimeerden] c.s. recht op hebben niet is ‘herstel door derden’, maar besparingen die [appellant] realiseert doordat hij zélf niet hoeft af te maken of te herstellen.
4.36
Anders dan [geïntimeerden] c.s. stellen, is het voor het oordeel dat de rapportages van Top niet tot uitganspunt kunnen dienen niet nodig dat [appellant] zelf een grief had gericht tegen het oordeel van de rechtbank over deze besparingen. De beoordeling daarvan zijn als gevolg van het incidenteel appel van [geïntimeerden] c.s. onderwerp van geschil in hoger beroep geworden. [appellant] heeft zich tegen de vorderingen van [geïntimeerden] c.s. op deze punten verweerd en daarbij voorop gesteld dat de rapporten van Top wat hem betreft niet tot uitgangspunt kunnen worden genomen bij de beoordeling. Het hof volgt dat verweer.
4.37
Voor de vraag of en hoeveel kosten [appellant] zich ter zake van de hiervoor onder rechtsoverweging 4.34 genoemde posten heeft bespaard, acht het hof eveneens onderzoek door een onafhankelijke deskundige noodzakelijk.
De benoeming van een deskundige
4.38
Uit het voorgaande volgt dat het hof ter beoordeling van het in de factuur van 17 januari 2019 genoemde meerwerk en de in hoger beroep in geschil zijnde besparingen een onafhankelijke deskundige wil benoemen en laten rapporteren. Het hof is voornemens een deskundige van de Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen te benoemen. Met de benoeming van een deskundige arbiter bestaat voor partijen de mogelijkheid tijdens of direct na afloop van de inspectie onder leiding van de arbiter te bezien of zij op één of meer punten overeenstemming kunnen bereiken. Het hof is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige lid-aannemer en heeft het voornemen dhr. L.Th. Verriet tot deskundige te benoemen. Het hof is voorlopig van oordeel dat in ieder geval de navolgende vragen dienen te worden gesteld:
ter zake van het meerwerk:1. Kunt u antwoord geven op de hiervoor onder de rechtsoverwegingen 4.23.3, 4.23.6, 4.23.9, 4.23.12, 4.23.15, 4.23.18, 4.23.21, 4.23.24, 4.23.27, 4.23.32, 4.23.35, 4.23.38, 4.23.41, 4.23.44, 4.23.47, 4.23.50, 4.23.53, 4.23.56, 4.23.59, 4.23.63, 4.23.69, 4.23.72, 4.23.75, 4.23.78, 4.23.81 en 4.23.84 gestelde vragen en daarbij bij de vraag of uit de stukken met voldoende mate van zekerheid valt af te leiden dat deze werkzaamheden in de offerte waren betrokken, dan wel gezien de aard van het geoffreerde werk geacht moeten worden daarin te zijn begrepen rekening houden met hetgeen het hof heeft overwogen in rechtsoverweging 4.20?
ter zake van de besparingen:2. Wat is, in relatie tot de verstrekte opdracht van aanneming van werk, de omvang van de nog uit te voeren werkzaamheden, zoals hiervoor genoemd in rechtsoverweging 4.34 onder het kopje “besparingen door niet hoeven voltooien” en welk bedrag bespaart [appellant] zich door deze werkzaamheden niet meer uit te hoeven voeren?
3. Betreffen de hiervoor in rechtsoverweging 4.34 onder het kopje “besparingen door niet hoeven herstellen van schades” genoemde punten gebreken, en zo ja welke herstelwerkzaamheden dienen ten aanzien hiervan nog te worden uitgevoerd en welk bedrag bespaart [appellant] zich door deze herstelwerkzaamheden niet meer uit te hoeven voeren
4. Dienen ten aanzien van de punten genoemd onder rechtsoverweging 4.34 onder het kopje “besparingen door niet alsnog hoeven te voldoen aan uitstraling en kwaliteitseisen” aanpassingen plaats te vinden om, gelet op de verstrekte opdracht van aanneming van werk, te voldoen aan de eisen van uitstraling en kwaliteit, en zo ja, welk bedrag bespaart [appellant] zich door deze aanpassingen niet meer uit te hoeven voeren?
overig:5. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
4.39
Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen aan te geven of zij (gemotiveerde) bezwaren hebben tegen de persoon van de hiervoor genoemde deskundige en of zij naast de hiervoor genoemde vragen nog aanvullende vragen hebben.
4.4
Volgens de hoofdregel van artikel 195 Rv moet [appellant] als eisende partij het voorschot dragen. Omdat [geïntimeerden] c.s. in deze zaak het door [appellant] gestelde meerwerk en de daarmee gemoeide kosten niet zozeer betwisten, maar zich ten aanzien van het merendeel van die posten (alleen) op het standpunt stellen dat daar minderwerk tegenover staat, ziet het hof aanleiding te bepalen dat ieder van partijen het voorschot van de deskundige voor de helft dient te dragen.
4.41
Het hof hecht eraan op te merken dat partijen er rekening mee moeten houden dat met de benoeming van een deskundige in deze zaak aanzienlijke kosten gepaard zullen gaan, omdat partijen twisten over vele verschillende (soms kleine) posten. Het hof wil partijen daarom in overweging geven onderling een minnelijke regeling te treffen.
4.42
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor akte, zodat partijen zich over de onder rechtsoverweging 4.39 genoemde punten kunnen uitlaten.
4.43
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
Het hof verwijst de zaak naar de rol van 17 augustus 2021 voor akte aan de zijde van beide partijen, zoals hiervoor bedoeld onder rechtsoverweging 4.42.
Het hof houdt voor het overige iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. M.M.A. Wind, mr. M.W. Zandbergen en mr. P. Roorda en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 juli 2021.

Voetnoten

1.Artikel 130 lid 1 in verbinding met artikel 353 lid 1 Rv
2.Hoge Raad 23 september 2011, ECLI:NL:HR:BQ7064
3.Hoge Raad 20 september 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2140
4.Artikel 7:764 lid 2 BW