ECLI:NL:GHARL:2021:6943

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
200.267.640/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vorderingen tot betaling van facturen tussen FAV10 Entertainment B.V. en [geïntimeerde] Productions

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een hoger beroep van FAV10 Entertainment B.V. tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De zaak betreft vorderingen tot betaling van facturen die door [geïntimeerde] Productions zijn ingediend. De kantonrechter had in zijn vonnis van 10 juli 2019 de vorderingen van [geïntimeerde] deels toegewezen en die van FAV10 afgewezen. FAV10 vorderde in hoger beroep vernietiging van dit vonnis en toewijzing van haar vorderingen, terwijl [geïntimeerde] in incidenteel hoger beroep zijn vorderingen verder wilde onderbouwen.

Het hof heeft vastgesteld dat FAV10 in hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de eerdere afwijzing van haar vorderingen zouden kunnen rechtvaardigen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de eerdere oordelen van de kantonrechter heeft overgenomen. Het hof heeft geoordeeld dat de facturen van [geïntimeerde] voor de geleverde diensten en apparatuur terecht zijn ingediend en dat FAV10 gehouden is deze te betalen.

Uiteindelijk heeft het hof de vordering van [geïntimeerde] toegewezen tot een bedrag van € 2.193,13, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De kosten van het hoger beroep zijn eveneens aan FAV10 opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter in reconventie bekrachtigd, maar vernietigd in conventie, en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.267.640/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 6876183)
arrest van 20 juli 2021
in de zaak van
FAV10 Entertainment B.V. h.o.d.n. The Stage Almere,
gevestigd te Almere,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
FAV10,
advocaat: mr. R.H. Bouwman, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] h.o.d.n. [geïntimeerde] Productions,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
bij de rechtbank: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. R. Zwiers, kantoorhoudend te Almere.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
26 september 2018, 20 maart 2019 en 10 juli 2019 die de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, (hierna: de kantonrechter) heeft gewezen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 4 oktober 2019,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord, tevens houdende grieven in incidenteel appel (met producties),
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
2.2
Vervolgens hebben partijen het procesdossier overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

3.Waar gaat deze zaak over?

[geïntimeerde] vordert van FAV10 betaling van zijn facturen die betrekking hebben op de door hem verrichte werkzaamheden en het ter beschikking stellen van apparatuur aan FAV10. FAV10 ontkent iets aan hem verschuldigd te zijn en vordert op haar beurt betaling van [geïntimeerde] voor onder meer een aan hem ter beschikking gestelde zaal voor een bierfeest. De kantonrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde] deels toegewezen en de vorderingen van FAV10 afgewezen. Het hof zal het vonnis grotendeels bekrachtigen, maar de vordering van [geïntimeerde] voor een groter deel toewijzen.

4.De feiten

4.1
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
4.2
FAV10 exploiteert onder meer een horecagelegenheid in Almere onder de naam ‘The Stage Almere’.
4.3
[geïntimeerde] houdt zich bezig met productie van films, fotografie en facilitaire activiteiten voor film- en televisieproductie, fotografie, videoproductie en verhuur van licht, geluid en camera’s.
4.4
[geïntimeerde] heeft - onder andere - via WhatsApp contact gehad met [naam1] (medewerker bij The Stage Almere) en [naam2] (volledige naam:
[naam2] , middellijk bestuurder van FAV10). [geïntimeerde] heeft [naam1] en [naam2] offertes en facturen gestuurd voor het verrichten van diensten als lichttechnicus en voor de verhuur van geluidsmaterialen.
4.5
FAV10 heeft in september, oktober en november 2017 vijf facturen van [geïntimeerde] betaald.
4.6
Met een brief van 22 januari 2018 heeft (de gemachtigde van) [geïntimeerde] FAV10 gesommeerd tot betaling van de volgende facturen:
- 20170043 30-09-17 € 484,00 Project: Verhuur kleine zaal oktober 1/6
- 20170044 28-10-17 € 211,75 Project: Puur Toeval #2
- 20170047 03-11-17 € 151,25 Project: Lit
- 20170051 11-11-17 € 151,25 Project: Technicus grote zaal
- 20170052 11-11-17 € 211,75 Project: Pioneerset
- 20170053 11-11-17 € 317,63 Project: Materiaal grote zaal
- 20170058 24-11-17 € 816,75 Project: Big solo bday bash,
samen een bedrag van € 2.344,38.
4.7
[geïntimeerde] heeft op 12 november 2017 een betaling gedaan aan FAV10 van € 945,- onder de vermelding van “Bier 11 nov”.

5.De vorderingen en de beslissing van de kantonrechter

5.1
[geïntimeerde] heeft de kantonrechter gevorderd om FAV10 te veroordelen tot betaling van de facturen met een totale hoogte van € 2.344,38, vermeerderd met de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
5.2
FAV10 heeft - voor zover in hoger beroep nog van belang - in reconventie gevorderd dat de kantonrechter [geïntimeerde] veroordeelt tot betaling van twee facturen, één van € 945,- en één van € 3.478,75, ter zake van zaalhuur respectievelijk een door [geïntimeerde] georganiseerd Onbeperkt Bierfeest bij The Stage Almere.
5.3
De kantonrechter heeft in het vonnis 10 juli 2019 de vordering van [geïntimeerde] toegewezen voor zover die ziet op de facturen 20170044, 20170051, 20170053 en 20170058, samen een bedrag van € 1.497,10, vermeerderd met € 271,72 aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten en met de wettelijke rente. De vordering van [geïntimeerde] is afgewezen met betrekking tot de facturen 20170043, 20170047 en 20170052. Ook de reconventionele vorderingen van FAV10 zijn afgewezen. FAV10 is veroordeeld in de proceskosten.

6.De beoordeling in hoger beroep

Vordering FAV10
6.1
FAV10 vordert in principaal hoger beroep vernietiging van het vonnis van de kantonrechter van 10 juli 2019 en alsnog de afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] en toewijzing van de vordering van FAV10 alleen voor zover die betrekking heeft op het Onbeperkt Bierfeest, een bedrag van € 3.478,75, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties.
6.2
Het hof stelt vast dat FAV10 in hoger beroep ter onderbouwing van haar (verminderde) vordering tot betaling van € 3.478,75 in essentie geen andere stellingen heeft ingenomen dan die al door de kantonrechter als onvoldoende onderbouwd zijn verworpen. FAV10 heeft ook in hoger beroep haar stellingen niet nader onderbouwd. Het hof neemt bij die stand van zaken het oordeel en de motivering van de kantonrechter over en maakt die tot de zijne. Aldus is er geen grond om de vordering van FAV10 in hoger beroep alsnog toe te wijzen. Dit betekent dat de op deze vordering betrekking hebbende
(verholen) griefvan FAV10 faalt.
Vorderingen [geïntimeerde]
6.3
vordert in het incidenteel hoger beroep - na eiswijziging - dat het hof het vonnis van 10 juli 2019 in conventie vernietigd en de door [geïntimeerde] gevorderde hoofdsom alsnog geheel toewijst, vermeerderd met primair de wettelijke handelsrente en subsidiair de wettelijke rente, alsmede de in eerste aanleg gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Verder verzoekt [geïntimeerde] FAV10 te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.
6.4
De eiswijziging van [geïntimeerde] (bij memorie van antwoord, tevens houdende grieven in incidenteel hoger beroep) ziet op toewijzing van primair de wettelijke handelsrente wordt toegewezen en subsidiair de wettelijke rente in het geval FAV10 wordt veroordeeld tot betaling van zijn vorderingen. FAV10 heeft zich tegen deze eiswijziging verzet en aangevoerd dat deze eiswijziging niet zinvol is omdat [geïntimeerde] in de inleidende dagvaarding en de dagvaarding in hoger beroep heeft verzocht om de wettelijke rente toe te wijzen.
6.5
Op grond van artikel 130 lid 1 Rv jo. artikel 353 lid 1 Rv komt aan een partij de bevoegdheid toe om zijn eis of de gronden daarvan te wijzigen. Deze bevoegdheid is echter beperkt in die zin dat zij niet later dan bij memorie van grieven of memorie van antwoord kan worden ingesteld. Dat [geïntimeerde] eerder in de procedure de wettelijke rente heeft gevorderd, maakt niet dat hij niet bevoegd is zijn eis in die zin te wijzigen dat hij nu in de eerste plaats de wettelijke handelsrente vordert. Het hof zal dan ook recht doen op de gewijzigde eis.
6.6
Het hof zal hierna de facturen van [geïntimeerde] afzonderlijk behandelen, zowel die zijn toegewezen, waartegen FAV10 bezwaren heeft, als die zijn afgewezen, waartegen [geïntimeerde] bezwaren heeft. Het hof gaat er daarbij per factuur beoordelen of in voldoende mate is komen vast te staat dat er tussen [geïntimeerde] en FAV10 een overeenkomst tot stand is gekomen en FAV10 uit dien hoofde gehouden is deze facturen te betalen.
Factuur 20170043
6.7
Deze factuur van € 484,- van 30 september 2017 ziet op het project verhuur kleine zaal in oktober. De kantonrechter heeft betaling van deze factuur afgewezen, omdat van de zijde van [geïntimeerde] is aangevoerd dat deze factuur zou zijn betaald. In hoger beroep voert [geïntimeerde] aan dat dit niet klopt en dat deze factuur niet betaald is. [geïntimeerde] verwijst hierbij naar de factuur en het door hem bij akte van 11 december 2018 overgelegde overzicht van de door FAV10 aan hem gedane betalingen. Hieruit blijkt dat deze factuur niet door FAV10 is betaald. FAV10 heeft (ook in hoger beroep) tegen deze factuur van [geïntimeerde] geen verweer gevoerd. Het hof zal daarom voor het leveren en aanbrengen van de parketvloer het bedrag van € 484,- (incl. btw) toewijzen. Dit betekent dat
grief 1 in incidenteel appelslaagt.
Factuur 20170044
6.8
Het hof ziet - net als de kantonrechter - voldoende aanleiding om aan te nemen dat tussen FAV10 en [geïntimeerde] ten aanzien van deze diensten overeenstemming is ontstaan en dat [geïntimeerde] deze diensten ook daadwerkelijk aan FAV10 heeft geleverd. Het hof overweegt daartoe het volgende.
6.9
Deze factuur van [geïntimeerde] ziet op het project Puur Toeval. Hierop zijn 2x € 37,50 en 1x € 100,- (excl. btw) “conform afspraak” gefactureerd. Uit de WhatsApp-correspondentie van 22 oktober en 23 oktober 2017 tussen [geïntimeerde] en [naam1] en [geïntimeerde] en [naam2] blijkt dat [naam1] [geïntimeerde] heeft gevraagd naar levering van twee draadloze microfoons voor
28 oktober 2017. [geïntimeerde] geeft te kennen dat deze microfoons € 37,50 per stuk zijn en bevestigt vervolgens deze microfoons te zullen reserveren. Vervolgens hebben [geïntimeerde] en [naam2] gesproken over de technicus lichtvoering voor die avond. Dit zou [geïntimeerde] kunnen doen of freelancer [naam3] (hierna: [naam3] ) voor een bedrag van € 100,-. Op dit punt heeft [naam3] in eerste aanleg als getuige verklaard dat hij voor dit project door [geïntimeerde] voor FAV10 als technicus lichtvoering is ingehuurd. Daarbij heeft [geïntimeerde] als getuige verklaard dat hij voor deze avond twee microfoons heeft geleverd en de technische ondersteuning heeft geregeld. Dat [naam1] niet bevoegd zou zijn om offertes te accorderen is niet onderbouwd en - gelet op het voorgaande - ook niet aannemelijk, nu ook [naam1] contact had met [geïntimeerde] over de te reserveren apparatuur. Het voorgaande in aanmerking nemende is voldoende komen vast te staan dat [geïntimeerde] op verzoek van FAV10 de diensten heeft geleverd en dat FAV10 daarmee gehouden is deze factuur van € 211,75 (incl. btw) te voldoen. Dit betekent dat
grief 1 in principaal appelfaalt.
Factuur 20170047
6.1
Deze factuur betreft een vordering van € 151,25 voor project Lit van
3 november 2017. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] onvoldoende heeft aangetoond dat hij op 3 november 2017 diensten heeft geleverd voor een bedrag van
€ 151,25. Tegen dit oordeel zijn geen grieven gericht, daarmee staat dit oordeel in hoger beroep vast.
Facturen 20170051, 20170052 en 20170053
6.11
Deze drie facturen zien op een feest in de grote zaal van The Stage Almere op
11 november 2017. FAV10 voert aan dat noch [naam1] , noch iemand anders van FAV10 [geïntimeerde] een opdracht (al dan niet in de vorm van een zogeheten ‘rider’ van de artiest van die avond) heeft gegeven voor het leveren van de technicus, de pioneerset en het overige materiaal. Ten aanzien van de technicus voert FAV10 aan dat - conform afspraak met hun eigen leverancier - op dat moment geen derden zoals [geïntimeerde] de apparatuur konden en mochten bedienen. Deze apparatuur werd door [naam2] of [naam1] bediend. Deze stelling wordt door [geïntimeerde] uitdrukkelijk betwist. Dit is hem of [naam3] nooit meegedeeld.
6.12
Voor het hof is van belang dat in de ‘rider’ voor de grote zaal op 11 november 2017 (die door [naam1] aan [geïntimeerde] is gestuurd) wordt aangegeven dat de artiest - onder meer - een professionele geluidsengineer wenst, samen met een DJM 800 DJ Mixer, twee
Pioneer CJD 2000 (Nexus) cd spelers, twee draadloze microfoons en hoogwaardige monitors. Verder is door getuige [naam3] en [geïntimeerde] zelf verklaard dat [naam3] in opdracht van [geïntimeerde] op 11 november 2017 in de grote zaal als technicus aan het werk is geweest. Ook hebben [geïntimeerde] en [naam2] meerdere keren via WhatsApp contact gehad over de benodigd-heden, zoals de technicus en de DJ set, voor de grote zaal op
11 november 2017. Uit die WhatsApp-gesprekken blijkt ook dat [geïntimeerde] de DJ set (de CDJ2000 Nexus en DJM 900) op verzoek van [naam2] had geregeld. Daarmee is voor het hof ook voldoende vast komen te staan dat [geïntimeerde] de in de factuur 20170051 genoemde technicus en de in de factuur 20170052 genoemde pioneerset/DJ set voor 11 november 2017 heeft geleverd. Dit brengt mee dat FAV10 gehouden is deze facturen van € 151,25 en
€ 211,75 (incl. btw) te betalen.
6.13
Ten aanzien van factuur 20170053 van € 317,63 (incl. btw) is het hof van oordeel dat FAV10 eveneens gehouden is deze te betalen. [geïntimeerde] heeft naar aanleiding van de ‘rider’ van de artiest een offerte uitgebracht voor 11 november 2021 wat betreft de extra benodigde apparatuur (vier monitors, twee draadloze microfoons en verlichting (Sunstrips)) voor een bedrag van € 262,50 (excl. btw). Dat komt overeen met het bedrag van de factuur. Voor het hof is - gelet op het hiervoor overwogene - genoegzaam gebleken dat FAV10 met deze offerte heeft ingestemd én dat [geïntimeerde] de apparatuur voor 11 november 2017 heeft geleverd. De stelling van FAV10 dat zij een afspraak met een andere leverancier van de apparatuur had, waar [geïntimeerde] van op de hoogte was, en dat [geïntimeerde] en andere derden niet bij deze apparatuur konden (of mochten) komen, is op geen enkele wijze onderbouwd en acht het hof – gelet op het voorgaande – ongeloofwaardig. Dat betekent dat
grief 2 in principaal hoger beroepfaalt en dat
grief 2 in incidenteel hoger beroepslaagt.
Factuur 20170058
6.14
Deze factuur ziet op het feest Big Solo Bday Bash op 24 november 2017 in
The Stage Almere. [geïntimeerde] heeft een factuur gestuurd voor € 816,75 onder de vermelding “Conform offerte”. Voor het deel van deze offerte dat ziet op vrijdag 24 november heeft [geïntimeerde] een bedrag € 675,- (excl. btw) geoffreerd. Uit de WhatsApp-gesprekken tussen [geïntimeerde] en [naam2] komt naar voren dat [naam2] in eerste instantie akkoord heeft gegeven voor de licht- en geluidstechnicus en de drie draadloze microfoons en [geïntimeerde] daarbij verzocht om ook voor extra materiaal te zorgen voor geluidsisolatie en demping. Op de overige zaken zoals door [geïntimeerde] opgenomen in de offerte is door [naam2] op dat moment nog niet beslist. Verder heeft [naam4] als getuige in eerste aanleg verklaard dat hij op
24 november 2017 door [geïntimeerde] is ingehuurd als technicus en heeft geholpen met de voorbereiding en het afbreken. Verder heeft [geïntimeerde] als (partij)getuige verklaard dat hij alle geoffreerde zaken op 24 november 2017 heeft geleverd. FAV10 heeft hiertegen aangevoerd dat de kantonrechter de verklaring van [geïntimeerde] te zwaar heeft meegewogen. Het hof ziet dit anders. De kantonrechter heeft de verklaring van [geïntimeerde] als partijgetuige slechts als aanvulling van het overige bewijs gebruikt. Het andere verweer van FAV10 tegen de toewijzing van deze vordering ligt slechts in het argument dat FAV10 op dat moment een andere leverancier van apparatuur had en dat [geïntimeerde] en andere derden daar geen toegang tot hadden. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 6.13 is overwogen, acht het hof die stelling niet geloofwaardig. Dit verweer is eveneens strijdig met hetgeen getuige [naam4] in eerste aanleg heeft verklaard.
6.15
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat FAV10 gehouden is deze factuur van € 816,75 (incl. btw) te voldoen, nu [geïntimeerde] voldoende heeft aangetoond dat FAV10 akkoord heeft gegeven op de offerte en hij de diensten ook daadwerkelijk heeft geleverd. Dit betekent dat
grief 3 in het principaal hoger beroepfaalt.
Wettelijke handelsrente
6.16
De wettelijke handelsrente zoals neergelegd in artikel 6:119a BW is verschuldigd over de vertraagde betaling van de primaire betalingsverplichting op grond van de door partijen overeengekomen handelsovereenkomst. Nu is vastgesteld dat FAV10 [geïntimeerde] als ondernemer meerdere opdrachten heeft verstrekt en [geïntimeerde] zijn eis in hoger beroep tijdig (dat wil zeggen bij memorie van antwoord) heeft gewijzigd, zal het hof de wettelijke handelsrente toewijzen als hierna weer te geven.
Buitengerechtelijke incassokosten
6.17
In het vonnis van 10 juli 2019 heeft de kantonrechter overwogen dat de buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn tot een bedrag van € 271,72. [geïntimeerde] had expliciet een bezwaar moeten opwerpen tegen de bepaling van de buitengerechtelijke incassokosten op € 271,72 en kon niet volstaan met het in het petitum opnieuw vordering van € 351,66 excl. btw. De door [geïntimeerde] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten blijven daarmee toewijsbaar tot een bedrag van € 271,72.
Proceskostenveroordeling bij de rechtbank
6.18
Gezien het voorgaande is er geen reden om anders te denken over de in de procedure bij de kantonrechter ten laste van FAV10 uitgesproken kostenveroordeling.
Slotsom
6.19
De (verholen) grief van FAV10 tegen de afwijzing van haar tegenvordering faalt, zodat het hof het bestreden vonnis in reconventie zal bekrachtigen. De andere grieven van FAV10 leiden niet tot vernietiging van het vonnis in conventie. Daarmee falen alle grieven in principaal hoger beroep. Het hof zal FAV10 daarom in de kosten van de procedure in principaal hoger beroep veroordelen, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op het van hem geheven griffierecht en op 1 punt naar tarief II van het liquidatietarief voor het salaris van de advocaat.
6.2
De grieven van [geïntimeerde] slagen. Dat leidt ertoe dat het hof het vonnis voor zover gewezen in conventie doch behoudens de kostenveroordeling zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, FAV10 zal veroordelen tot betaling van € 2.193,13 incl. btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente zoals gevorderd. FAV10 zal in de kosten van het incidenteel hoger beroep worden veroordeeld, welke kosten aan de zijde van [geïntimeerde] worden begroot op 0,5 punt naar tarief II van het liquidatietarief voor het salaris van de advocaat.
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Almere van 10 juli 2019 voor zover in reconventie gewezen;
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Almere van 10 juli 2019 voor zover in conventie gewezen, behoudens de kostenveroordeling, en doet opnieuw recht:
veroordeelt FAV10 om aan [geïntimeerde] te betalen € 2.193,13 (incl. btw), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 24 april 2018 tot de dag van volledige betaling en met de buitengerechtelijke incassokosten van € 271,72 (incl. btw);
veroordeelt FAV10 in de kosten van het hoger beroep tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] in principaal hoger beroep vastgesteld op € 324,- voor verschotten en op € 1.114,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en in van het incidenteel hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 557,- aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. I. Tubben, mr. O.E. Mulder en mr. W.F. Boele en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
20 juli 2021.