ECLI:NL:GHARL:2021:6937

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
21-005710-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van betrokkenheid bij Opiumwetdelict na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1990 en woonachtig in [woonplaats], was eerder door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden voor het verkopen en/of afleveren van heroïne en cocaïne. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 30 juni 2021 heeft het gerechtshof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van acht maanden met aftrek van voorarrest heeft voorgesteld. Echter, het hof heeft besloten het vonnis van de rechtbank te vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing is gekomen.

Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verklaringen van enkele gebruikers van drugs, die de verdachte zouden hebben herkend op basis van een foto, werden als onvoldoende betrouwbaar beschouwd. Bovendien was er geen bewijs dat een telefoonnummer, dat aan de verdachte werd gekoppeld, daadwerkelijk door hem werd gebruikt. De verdachte ontkende bovendien enige betrokkenheid bij de feiten. Gezien het gebrek aan ondersteunend bewijs heeft het hof geoordeeld dat de verdachte vrijgesproken moet worden van de hem ten laste gelegde feiten.

De beslissing van het hof is als volgt: het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en het hof verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, waardoor hij wordt vrijgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005710-16
Uitspraak d.d.: 14 juli 2021
Tegenspraak
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 21 oktober 2016 met het parketnummer
18-820083-15 in de strafzaak tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 30 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging, in die zin dat het gerechtshof zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest.
Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. B. Hartman, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van de periode die is doorgebracht in voorarrest.
Het gerechtshof zal dat vonnis vernietigen omdat het gerechtshof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank. Het gerechtshof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na verbeterde lezing van de tenlastelegging in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 1 april 2013 tot en met 12 mei 2014 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Vrijspraak

Het gerechtshof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het gerechtshof grondt deze beslissing op het volgende.
De verdachte heeft ook ter terechtzitting in hoger beroep stellig ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het aan hem ten laste gelegde feit ingevolge de Opiumwet.
De verdediging heeft in het verlengde daarvan vrijspraak bepleit, op nader in de pleitnota aangevoerde gronden.
Hierover overweegt het gerechtshof het volgende.
Enkele gebruikers van heroïne en/of cocaïne hebben tegenover de politie verklaard dat zij aan de hand van een foto-afdruk, houdende de afbeelding van de verdachte, die persoon herkennen als één van de twee personen van wie zij drugs hebben gekocht. Gelet op de omstandigheid dat de politie hierbij gebruik heeft gemaakt van een enkelvoudige foto-confrontatie, zal het gerechtshof echter met de nodige behoedzaamheid dienen om te gaan met het gebruik van de verklaringen van de drugsgebruikers en de bewijskracht die daaraan toegekend kan worden.
Niet staat vast dat het door enkele van de gebruikers genoemde telefoonnummer
[nummer] , welk telefoonnummer door de politie en door het openbaar ministerie is gekoppeld aan (gebruik door) de verdachte, daadwerkelijk in gebruik is geweest bij de verdachte. Dit nummer stond niet op naam van de verdachte noch blijkt anderszins uit de stukken van het dossier wat de directe link is tussen de verdachte en dit telefoonnummer anders dan dat gebruikers verklaren dat zij via dit nummer hebben besteld bij “ [naam1] ”of “ [naam2] ”. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat telefoonnummer in zijn geheel niet te kennen.
Nu de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde feit slechts voortvloeit uit de herkenning door middel van een enkelvoudige fotoconfrontatie doch niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel, acht het gerechtshof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich aan het tenlastegelegde feit schuldig heeft gemaakt.
Dit dient te leiden tot vrijspraak.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 14 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.