Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige], die is geboren uit de inmiddels verbroken relatie tussen de ouders. De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit, maar de minderjarige woont bij de moeder. De kinderrechter in de rechtbank Overijssel heeft op 21 januari 2021 de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor een termijn van zes maanden opgelegd, omdat er zorgen waren over de opvoedingssituatie. De vader is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, met zes grieven, en verzoekt het hof om de ondertoezichtstelling te beëindigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juni 2021 is de minderjarige gehoord, die aangaf de ondertoezichtstelling niet nodig te vinden. De moeder, die kampt met een burn-out, heeft in het verleden zorgen geuit over de opvoedingssituatie, maar de ouders hebben niet meegewerkt aan het raadsonderzoek. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen over de opvoedingssituatie van de minderjarige niet zijn weggenomen en dat de ouders onvoldoende inzicht hebben in de impact van hun conflicten op de minderjarige. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om te onderzoeken of hulpverlening nodig is voor de ouders en de minderjarige.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, omdat er onvoldoende vertrouwen is dat de ouders de zorgen op eigen initiatief kunnen wegnemen. Het hof benadrukt het belang van samenwerking met de gecertificeerde instelling om de situatie van de minderjarige te verbeteren.