In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaarde wegens termijnoverschrijding. De naheffingsaanslag loonheffingen van € 8.667 werd opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2017 tot en met 31 maart 2017. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift te laat was ingediend, terwijl belanghebbende stelde dat er sprake was van verschoonbare termijnoverschrijding door persoonlijke omstandigheden van de bestuurder, [naam1].
Tijdens de zitting op 8 juli 2021 werd de situatie van [naam1] besproken, waarbij hij sinds lange tijd onder behandeling is voor stress en procrastinatie. Het Hof oordeelde echter dat de overgelegde documentatie onvoldoende bewijs bood voor de gestelde verschoonbaarheid. De verwijzingsbrief van de huisarts gaf geen duidelijkheid over de impact van de geestelijke problemen op de tijdigheid van de indiening van het beroepschrift.
Het Hof concludeerde dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het beroepschrift na de wettelijke termijn was ingediend zonder dat er voldoende bewijs was voor verschoonbaarheid. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en het Hof besloot dat er geen griffierecht of proceskostenvergoeding nodig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 juli 2021.