Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 14 mei 2021;
- het verweerschrift met producties;
- de (journaal)berichten van mr. Liefting van 27 mei 2021, 31 mei 2021, 9 juni 2021 (tweemaal), 14 juni 2021, 17 juni 2021 (tweemaal), 18 juni 2021, 22 juni 2021, 23 juni 2021 en 28 juni 2021, deels met productie(s);
- een faxbericht van de GI van 22 juni 2021 met productie.
- de moeder en de vader, bijgestaan door hun advocaat;
- [A] en [B] namens de GI;
- [C] en [D] van [E] ;
- [F] namens de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad).
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2015 te [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2018 te [plaats2] ; en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2020 te [plaats3] .
- [de minderjarige4] , geboren [in] 2007 te [plaats1] en
- [de minderjarige5] , geboren [in] 2013 te [plaats1] .
- het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige3] alsnog af te wijzen, althans het verzoek van de moeder om de uithuisplaatsing van [de minderjarige3] te beëindigen alsnog toe te wijzen;
- te bepalen dat de GI een boete moet betalen van € 25.000,- voor ieder dagdeel dat zij geen gehoor geeft aan de door het hof te nemen beslissing op grond waarvan [de minderjarige3] terug bij de ouders dient te zijn;
- de GI te veroordelen in de kosten van de procedures;
- althans, die beslissing te nemen die het hof juist acht.
5.De motivering van de beslissing
Wat hier ook van zij, het belang van [de minderjarige3] staat voorop. Terugplaatsing bij de ouders moet veilig voor hem zijn. De GI en [E] hebben tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat 2thepoint niet kan worden ingezet bij thuisplaatsing van [de minderjarige3] en dat dit traject inmiddels ook is beëindigd. Gelet op het verloop van eerdere hulpverleningstrajecten en gelet op de moeizame samenwerking tussen de GI en de ouders, is naar het oordeel van het hof niet te verwachten dat in de relatief korte periode waarover het hof nu een beslissing moet nemen, te weten tot 11 augustus 2021, een (nieuwe) hulpverleningsrelatie tot stand kan worden gebracht waarmee de veiligheid van [de minderjarige3] in de thuissituatie voldoende is gewaarborgd.
Daarbij acht het hof van belang dat de GI tijdens de mondelinge behandeling te kennen heeft gegeven dat zij op dit moment niet weet welke hulpverlening zou kunnen worden ingezet indien de uithuisplaatsing van [de minderjarige3] zou eindigen, nadat eerdere trajecten bij [G] en [H] onvoldoende succesvol zijn geweest. De ouders hebben aangevoerd dat zij zijn aangemeld bij de Praktijk van Pedagogen en van Psychologen (PeP), maar de GI heeft onvoldoende zicht op de betrokkenheid van PeP en niet duidelijk is of, en zo ja, op welke termijn, vanuit PeP die hulpverlening kan worden geboden die hier nodig is. Ook op de zitting heeft het hof hier onvoldoende informatie over gekregen.