In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een bestuurslid van een hockeyvereniging, werd verdacht van verduistering van clubgelden. De verdachte had privéaankopen gedaan en bedragen gepind van de bankrekening van de hockeyvereniging. Hij verklaarde dat hij bedragen die hij had voorgeschoten voor de club, terugboekte naar zichzelf of verrekende door betalingen te doen vanaf de rekening van de club voor persoonlijke uitgaven. Het hof oordeelde dat, hoewel de gang van zaken ongebruikelijk en niet transparant was, het alternatieve scenario van de verdachte niet kon worden uitgesloten. De bewijsvoering was niet voldoende om tot een veroordeling te komen. Het hof sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde verduistering. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dat gericht was tegen de vrijspraken van de rechtbank. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke bewijsvoering in strafzaken en de mogelijkheid van civielrechtelijke aansprakelijkheid voor bestuursleden.