In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 2002, was eerder veroordeeld tot een leerstraf van 12 uren, subsidiair 6 dagen jeugddetentie, voor het telen en vervoeren van hasjiesj. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging kwam. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, met toepassing van het jeugdstrafrecht. De zaak kwam aan het licht na een incident op 14 oktober 2019, waarbij de verdachte betrokken was bij het binnensmokkelen van drugs in een penitentiaire inrichting. Tijdens de zitting op 23 juni 2021 heeft de verdachte bekend en zijn raadsman heeft gepleit voor een voorwaardelijke straf, maar het hof oordeelde dat dit niet recht deed aan de ernst van de feiten. Het hof heeft de verdachte als strafverzwarende omstandigheid aangerekend dat hij drugs in de penitentiaire inrichting heeft binnengesmokkeld, wat bijdraagt aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, en de verdachte is strafbaar verklaard onder de Opiumwet.