ECLI:NL:GHARL:2021:6843

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
21-003154-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging en gedeeltelijke vernietiging van vonnis in hoger beroep inzake jeugddetentie en vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 juni 2019. De verdachte, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling tot 158 dagen jeugddetentie, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Het hof bevestigde de bewezenverklaring en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, maar vernietigde de opgelegde straf en kwam tot een andere beslissing. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist, maar dat de opgelegde straf niet in overeenstemming was met de omstandigheden van de zaak. De verdachte had zich in de periode na de veroordeling positief ontwikkeld, wat het hof in zijn oordeel heeft meegenomen. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, maar heeft deze omgezet naar een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en verblijf in een beschermde woonvoorziening. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 425,-, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003154-19
Uitspraak d.d.: 7 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 4 juni 2019 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-259361-18 en 16-090306-19, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 10-661259-17, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven: [woonadres] , [woonplaats] ,
verblijvende bij [naam] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis, inclusief de toewijzing van de resterende vordering tot tenuitvoerlegging, onder gelijktijdige omzetting naar een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. C.C.J. Tuip, naar voren is gebracht. De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van de bewezenverklaring en de strafoplegging. Het ingestelde hoger beroep richt zich enkel tot de vordering tot tenuitvoerlegging.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 4 juni 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het onder parketnummer 16-259361-18 tenlastegelegde feit 1 subsidiair en ter zake van het onder parketnummer 16-090306-19 gevoegde feit veroordeeld, met toepassing van jeugdstrafrecht, tot 158 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de algemene voorwaarden.
Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] hoofdelijk toegewezen tot € 425,- (bestaande uit € 150,- materiële schade en € 275,- immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2018, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, bij niet voldoen 8 dagen hechtenis, en met veroordeling van de verdachte in de proceskosten, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de rechtbank (het restant van) de vordering toegewezen, onder gelijktijdige omzetting naar een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen ter zake de bewezenverklaring, de beslissing op de vordering benadeelde partij, (waarbij het hof de opgelegde dagen hechtenis zal wijzigen in gijzeling) en ter zake de vordering tot tenuitvoerlegging, maar vernietigen voor zover het betreft de opgelegde straf.
Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd. Het hof is van oordeel dat de rechtbank voor het overige op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot 158 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van de algemene voorwaarden.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot diezelfde straf.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het hof verzocht rekening te houden met de positieve verandering in het leven van de verdachte.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof overweegt daarnaast het volgende.
Het hof heeft kennisgenomen van een recent opgesteld reclasseringsadvies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 15 juni 2021, waaruit blijkt dat verdachte stappen zet richting een stabiel bestaan. Verdachte is begonnen met een opleiding en woont sinds begin 2021 binnen een beschermde woonvoorziening en toont inzicht in zijn sociaal netwerk. Vanuit reclasseringsoogpunt is het van groot belang dat het ingezette traject wordt voortgezet.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 juni 2021 blijkt voorts dat er geen sprake meer is van recent politiecontact.
In het reclasseringsrapport worden een tweetal bijzondere voorwaarden geformuleerd waarmee het hof zich verenigt. Het hof zal de straf zoals opgelegd door de rechtbank aanvullen met deze twee voorwaarden, en opdracht geven aan jeugdbescherming William Schrikker Groep om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en betrokkene daarbij te begeleiden.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de resterende tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 mei 2018 opgelegde voorwaardelijke 25 dagen jeugddetentie in de strafzaak met parketnummer 10-661259-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, onder gelijktijdige omzetting naar een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen. Verdachte kan wel een werkstraf uitvoeren, maar hij is bang dat hij zich niet altijd aan de afspraken zal weten te houden.
Oordeel van het hof
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die resterende voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
158 (honderdachtenvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
60 (zestig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

  • dat de veroordeelde meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering, uit te voeren door de William Schrikkergroep, en zich meldt op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt;
  • dat de veroordeelde verblijft bij [naam] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de jeugdreclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft opdracht aan de William Schrikkergroep tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-259361-18 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 425,00 (vierhonderdvijfentwintig euro) bestaande uit € 150,00 (honderdvijftig euro) materiële schade en € 275,00 (tweehonderdvijfenzeventig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-259361-18 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 425,00 (vierhonderdvijfentwintig euro) bestaande uit € 150,00 (honderdvijftig euro) materiële schade en € 275,00 (tweehonderdvijfenzeventig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 8 (acht) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 16 december 2018.
Gelast in plaats van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van met parketnummer 10-661259-17, te weten een, een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. L.T. Wemes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 7 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.