In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1994, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor het verkopen en verstrekken van harddrugs, en het voorhanden hebben van heroïne en cocaïne. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de strafoplegging, maar het vonnis voor het overige bevestigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de schending van de redelijke termijn. De advocaat-generaal had gevorderd tot bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de opgelegde straf. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een werkstraf, waarbij zij de positieve veranderingen in het leven van de verdachte benadrukte. Het hof oordeelde dat de opgelegde taakstraf passend was, gezien de omstandigheden en de positieve ontwikkeling van de verdachte. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.