ECLI:NL:GHARL:2021:6842

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
21-003617-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en oplegging taakstraf in drugszaken

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1994, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor het verkopen en verstrekken van harddrugs, en het voorhanden hebben van heroïne en cocaïne. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de strafoplegging, maar het vonnis voor het overige bevestigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de schending van de redelijke termijn. De advocaat-generaal had gevorderd tot bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de opgelegde straf. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een werkstraf, waarbij zij de positieve veranderingen in het leven van de verdachte benadrukte. Het hof oordeelde dat de opgelegde taakstraf passend was, gezien de omstandigheden en de positieve ontwikkeling van de verdachte. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003617-19
Uitspraak d.d.: 7 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 2 juli 2019 met parketnummer 08-760117-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis met uitzondering van de opgelegde straf en met veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.G. Pekkeriet-Bischop, naar voren is gebracht, resulterend in referte terzake de bewezenverklaring.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 2 juli 2019, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van hetgeen hem onder 1 en 2 is tenlastegelegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van het beslag heeft de rechtbank een geldbedrag van € 290,-, een Samsung telefoon (goednummer [nummer1] ) en een Samsung telefoon (goednummer [nummer2] ) verbeurdverklaard en de teruggave gelast aan de verdachte van de Alcatel telefoon ( goednummer [nummer3] ).
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen terzake de bewezenverklaring en de beslissing terzake het beslag, maar vernietigen voor zover het betreft de opgelegde straf. Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd. Het hof is van oordeel dat de rechtbank voor het overige op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het hof verzocht rekening te houden met de ouderdom van de bewezenverklaarde feiten en de positieve veranderingen in het leven van de verdachte, te weten dat hij vader is geworden en werk heeft. De raadsvrouw verzoekt een werkstraf van 180 uren op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkopen en verstrekken van harddrugs en het voorhanden hebben van heroïne en cocaïne. Het dealen en voorhanden hebben van harddrugs zijn feiten die bijdragen aan het gebruik van harddrugs in de samenleving in het algemeen. Door het plegen van dergelijke delicten wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Daarnaast heeft het gebruik van harddrugs vaak tot gevolg dat de gebruikers ervan vermogensdelicten plegen, teneinde de verslavende middelen te kunnen betalen. Dergelijke feiten leiden daarom behalve tot schade aan de volksgezondheid, tevens tot onrust in de samenleving, gevoelens van onveiligheid en financiële schade. Het hof rekent het verdachte aan dat hij daaraan heeft bijgedragen.
Het hof heeft ook gelet op de straffen die ter zake van het dealen en aanwezig hebben van harddrugs plegen te worden opgelegd. In de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt voor het dealen van harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en voor het aanwezig hebben van harddrugs vanaf 100 tot 150 gram een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren als uitgangspunt genomen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 juni 2021 is hij eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd rechtvaardigen, zoals hierboven overwogen, in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof houdt echter in het voordeel van verdachte rekening met de schending van de redelijke termijn van acht maanden en de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het hof komt tot oplegging van een taakstraf van na te melden duur, zodat de door verdachte gemaakte positieve ontwikkeling niet wordt doorkruist door een onvoorwaardelijke detentie.
Gelet op het voorgaande acht het hof, alles afwegende, oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren, subsidiair 90 (negentig) dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest thans passend. Het hof zal geen voorwaardelijke straf opleggen nu het bewezenverklaarde gedateerde feiten betreffen en verdachte terzake van misdrijven niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is geweest.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van strafoplegging, uitgezonderd de beslissing terzake het beslag, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 7 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.