ECLI:NL:GHARL:2021:6841

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
21-000355-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met hoge snelheid en gevolgen voor de verkeersveiligheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1989, heeft op 19 april 2017 een verkeersongeval veroorzaakt door onder invloed van alcohol met hoge snelheid te rijden. De aanrijding vond plaats op een weg in [plaats], waar de verdachte met een snelheid van ten minste 85 km/u naderde, terwijl de maximumsnelheid 50 km/u was. De verdachte hield onvoldoende rechts, wat resulteerde in een frontale aanrijding met een andere auto, bestuurd door [naam], die ernstig letsel opliep.

De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, een taakstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal heeft overwogen, die een zwaardere straf vroeg. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen, wat heeft geleid tot het ongeval.

Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden. De verdachte is ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000355-19
Uitspraak d.d.: 7 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 januari 2019 met parketnummer 18-100434-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die strekt tot – kort weergegeven – veroordeling van verdachte ter zake het primair tenlastegelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, een taakstraf van 180 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en door zijn raadsvrouw, mr. J.M.M. Pater, naar voren is gebracht alsmede van hetgeen door M. [naam] in het kader van haar spreekrecht heeft verklaard.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake het primair tenlastegelegde veroordeeld tot – kort weergegeven – een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, een taakstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 18 maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen, omdat het tot een andere strafoplegging komt.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij op of omstreeks 19 april 2017, te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, merk: Seat, daarmede rijdende over de weg, ( [adres] ), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl verdachte genoemde auto bestuurde onder invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank, met hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan ter plaatse geboden en/of verantwoord was, genoemde weg heeft bereden en/of (daarbij) onvoldoende rechts heeft gehouden, ten gevolge waarvan een botsing/aanrijding is ontstaan met een personenauto, bestuurd door
[naam] , die stond opgesteld op de [adres] teneinde af te slaan naar een (voor die [naam] ) linksgelegen inrit, waardoor aan [naam] zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige kneuzingen aan knie en/of ribben en/of neus, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
subsidiairhij op of omstreeks 19 april 2017, te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: Seat), daarmee rijdende op de weg, [adres] , genoemde weg heeft bereden met een hoge snelheid, althans een snelheid hoger dan ter plaatse toegestaan en/of verantwoord was en/of (daarbij) onvoldoende rechts heeft gehouden, waardoor een aanrijding/botsing is ontstaan met een (hem, verdachte, tegemoetkomende) auto, bestuurd door [naam] , die stond voorgesorteerd teneinde linksaf te slaan, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Daardoor is de verdachte niet in zijn verdediging geschaad.

Vaststelling van de feiten

Op 19 april 2017 vond rond 23.30 uur op de [adres] in [plaats] een (vrijwel) frontale aanrijding plaats tussen een Renault Megane Scenic, bestuurd door [naam] en een Seat Arosa, bestuurd door verdachte. De [adres] is ter plaatse 6,6 meter breed en niet verdeeld in rijstroken. Op beide zijden van de weg zijn rood gekleurde fietssuggestiestroken van 1,4 meter breed aangebracht. Het zwart geasfalteerde middendeel van de weg is 3,8 meter breed. De [adres] ligt binnen de bebouwde kom. Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 50 km/u.
[naam] is aan de [adres] woonachtig en was bijna gearriveerd bij de links van de weg gelegen oprit van haar woning. Zij heeft verklaard dat ze haar snelheid tot 15 à 20 km/u had teruggebracht om af te kunnen slaan. Aan de hand van een reconstructie met behulp van computersimulatie is door verkeersongevalanalisten van de politie Noord-Nederland berekend dat verdachte, die uit tegengestelde richting kwam, met een geschatte snelheid van ten minste 85 km/u kwam aanrijden tot aan het rem/blokkeerspoor op het wegdek. De minimale snelheid van de Seat op het moment van de botsing is berekend op
70 km/u. Geconcludeerd is dat de wielen van het voertuig van verdachte blokkeerden als gevolg van een noodremming, waardoor de auto onbestuurbaar werd. Uit de verkeersongevalsanalyse is niet gebleken dat [naam] al bezig was af te slaan. Haar voertuig bevond zich deels links van de denkbeeldige wegas. Voor verdachte was er voldoende ruimte aan de rechterzijde beschikbaar om de Renault te kunnen ontwijken.
[naam] is op 20 april 2017 op de spoedeisende hulp van het Martini Ziekenhuis onderzocht door dr. W. Kelder, chirurg. Hij heeft geconstateerd dat sprake is van een thorax-contusie, een zwelling en laceratie aan de linkerknie en een laceratie aan de neus. [naam] heeft op 9 mei 2017 bij de politie verklaard nog veel pijn te ondervinden en niet in staat te zijn haar werk als ziekenverzorgster te hervatten.
In de nacht volgend op het ongeval is om 1.40 uur bloed afgenomen bij verdachte. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft een alcoholpromillage van 1,94 mg/ml vastgesteld.

Met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof vrijspraak ter zake het primair tenlastegelegde bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de aanrijding mede zijn oorzaak vond in de omstandigheid dat het tegemoetkomende voertuig zich deels op de weghelft van verdachte bevond. Dat verdachte onvoldoende rechts hield, zoals is tenlastegelegd, is dan ook onjuist. Verder betoogt de raadsvrouw dat bij mevrouw [naam] geen zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Tot slot stelt de raadsvrouw dat de gemeten bloedwaarde niet de conclusie rechtvaardigt dat verdachte te zeer onder invloed van alcohol was om een voertuig te besturen. Het geconstateerde promillage kan een medische oorzaak hebben. Verdachte gebruikt namelijk medicijnen en onderging in 2015 een levertransplantatie.
Overwegingen van het hof
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij zich als verkeersdeelnemer zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, als gevolg waarvan een ander letsel is toegebracht dat bestaat uit zwaar lichamelijk letsel dan wel letsel dat een tijdelijke ziekte of verhindering van de normale bezigheden met zich brengt. Voor de beantwoording van de vraag of een verkeersdeelnemer zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, is bepalend of deze gedragingen - op zijn minst genomen - als verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig kunnen worden aangemerkt. Daarbij moeten het geheel van die gedragingen, de aard en de ernst ervan en de overige omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. Het is niet in zijn algemeenheid zo dat het begaan van een enkele verkeersfout per definitie de conclusie rechtvaardigt dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag. Evenmin kan tot dat oordeel worden gekomen enkel op basis van de ernst van de gevolgen die het schenden van de verkeersregel(s) hebben gehad.
Uit het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse blijkt dat verdachte zijn tegenligger naderde met een snelheid van ten minste 85 km/u, hetgeen aanmerkelijk hoger is dan de toegestane maximumsnelheid. Tevens blijkt uit dit proces-verbaal dat het voertuig van [naam] zich deels links van de (ongemarkeerde) middenas van de weg bevond, maar dat voor verdachte aan de rechterzijde van de rijbaan voldoende ruimte beschikbaar was om het voertuig van [naam] te ontwijken. Aan de hand van de berekende stopafstand concluderen de verbalisanten dat verdachte zijn voertuig vóór het botspunt tot stilstand had kunnen brengen dan wel naar rechts had kunnen uitwijken, wanneer hij zich aan de ter plaatse geldende maximumsnelheid had gehouden.
Dat, zoals de raadsvrouw stelt, [naam] (mede)schuld heeft gehad aan de aanrijding, nog daargelaten dat dit aan verdachtes schuld niet zonder meer zou afdoen, acht het hof niet gebleken. De enkele omstandigheid dat [naam] ’ voertuig zich deels links van de middenas van de weg bevond, kan die conclusie niet dragen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat met de aanleg van fietssuggestiestroken kennelijk is beoogd gemotoriseerd verkeer op het zwarte middendeel te laten rijden, om slechts naar de suggestiestrook uit te wijken voor zover een naderende tegenligger daartoe noodzaakt. Verdachte naderde met een dusdanig hoge snelheid dat [naam] in redelijkheid niet kan worden verweten dat zij hem niet via de suggestiestrook rechts van haar heeft ontweken. Gelet op het voorgaande concludeert het hof dat het ongeval voornamelijk zijn oorzaak vindt in de veel te hoge rijsnelheid van verdachte, waarmee hij het zichzelf zo goed als onmogelijk heeft gemaakt nog tijdig te anticiperen op een naderende tegenligger.
Het hof acht de stelling van de verdediging dat verdachte niet zo zeer onder invloed van alcohol is geweest als uit de gemeten alcoholpromillage zou kunnen worden afgeleid, niet aannemelijk geworden. Van een medisch aangetoonde zeldzame aandoening of bijwerking van medicatie die het hoge gemeten promillage van ruim drie keer de toegestane limiet, anders dan door substantiële consumptie van alcoholhoudende drank, zou verklaren, is niets gebleken.
Uit het dossier blijkt genoegzaam dat bij [naam] letsel is ontstaan dat in ieder geval een tijdelijke verhindering in de normale bezigheden met zich heeft gebracht. Voor zover de raadsvrouw betoogt dat afwezigheid van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW 1994 in de weg staat aan een bewezenverklaring, miskent dit standpunt de in die bepaling neergelegde ondergrens van het toegebrachte letsel.
Het hof komt tot de slotsom dat verdachte, door onder aanzienlijke invloed van alcohol met hoge snelheid te rijden en niet zoveel mogelijk rechts te houden, zich als verkeersdeelnemer aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig gedragen. Deze gedragingen van verdachte hebben de aanrijding met [naam] tot gevolg gehad. Het primair tenlastegelegde feit kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 april 2017, te [plaats] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, merk: Seat, daarmede rijdende over de [adres] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, terwijl verdachte genoemde auto bestuurde onder invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank, met hoge snelheid genoemde weg heeft bereden en daarbij onvoldoende rechts heeft gehouden, ten gevolge waarvan een botsing is ontstaan met een personenauto, bestuurd door [naam] , die stond opgesteld op de [adres] teneinde af te slaan naar een voor die [naam] links gelegen inrit, waardoor aan [naam] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, te weten een kneuzing aan de ribben, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval, als gevolg waarvan een andere weggebruiker letsel heeft opgelopen dat haar normale bezigheden tijdelijk heeft verhinderd. Verdachte is na het drinken van een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank een voertuig gaan besturen, heeft met een veel te hoge snelheid gereden en nagelaten voldoende rechts te houden. Het hof neemt verdachte zijn handelwijze kwalijk en acht oplegging van een straf op zijn plaats.
Bij het bepalen van de straf betrekt het hof de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarin voor een overtreding van artikel 6 WVW 1994 waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld in combinatie met aanzienlijk alcoholgebruik een taakstraf van 140 uren gecombineerd met een rijontzegging van achttien maanden is geïndiceerd. In het nadeel van verdachte neemt het hof in aanmerking dat hij blijkens zijn strafblad in de vijf jaren voorafgaand aan het nu bewezenverklaarde feit eerder onherroepelijk is veroordeeld voor zowel een aantal snelheidsoverschrijdingen als voor rijden onder invloed. In matigende zin weegt het hof mee dat verdachte als gevolg van het door hem veroorzaakte ongeval zelf ernstig lichamelijk letsel heeft opgelopen, waarvan hij langdurig heeft moeten herstellen en nog altijd de gevolgen ondervindt. Ook de overschrijding van de redelijke termijn van berechting in hoger beroep zal het hof in mitigerende zin bij de straftoemeting betrekken.
Naar het oordeel van het hof is, al het voorgaande afwegend, oplegging van een taakstraf van 100 uren, bij niet verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis, passend en geboden. Daarnaast acht het hof oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van achttien maanden geboden. Met het voorwaardelijk opleggen daarvan, zoals voorgesteld door de raadsvrouw, kan gezien de ernst van het feit en nu sprake is van recidive niet worden volstaan. In het naast deze straffen nog opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, ziet het hof geen toegevoegde waarde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. P.W.J. Sekeris en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Huizenga, griffier,
en op 7 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.