Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verder te noemen: [verzoeker] ,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de opheffing van het bewind over de goederen van verzoeker. De kantonrechter had eerder op 24 maart 2021 het bewind opgeheven, maar verzoeker ging hiertegen in beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter zich onvoldoende heeft vergewist van de noodzaak van het bewind en dat er geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, wat in strijd is met de aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton. Het hof oordeelt dat de noodzaak voor het bewind nog steeds bestaat, aangezien verzoeker niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Daarom heeft het hof de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen, waardoor het bewind voortgezet kan worden. Tevens is het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking afgewezen, omdat het hof in de hoofdzaak heeft beslist.