ECLI:NL:GHARL:2021:6726

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
21-004205-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Nederland inzake verduistering

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 5 november 2020. De verdachte, geboren in 1989, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van verduistering. Het hof heeft de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, met daarnaast een taakstraf van 20 uren. De verdachte had samen met een medeverdachte een Volkswagen Bora, die te koop stond, wederrechtelijk toegeëigend tijdens een proefrit. De rechtbank had eerder een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, maar het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte een positieve ontwikkeling had doorgemaakt en dat een onvoorwaardelijke straf niet in het belang van de verdachte of de maatschappij zou zijn. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere straffen afgewezen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn niet-aangeboren hersenletsel en de begeleiding die hij ontvangt. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van verduistering, maar heeft hem vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004205-20
Uitspraak d.d.: 6 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 5 november 2020 met parketnummer 18-117497-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 21-000178-18 en 21-002333-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hoger beroep is bij akte van 21 juni 2021 ingetrokken voor het gedeelte dat ziet op de vrijspraak ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot veroordeling van verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
3 maanden met aftrek van voorarrest en toewijzing van de vorderingen tenuitvoerlegging met betrekking tot de zaken met parketnummers 21-002333-17 en 21-000178-18. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.H. Rump, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is ter zake van het medeplegen van verduistering door de rechtbank voornoemd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Voorts heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging bevolen van de gevangenisstraf voor de duur van 4 weken opgelegd bij arrest van dit hof d.d. 26 januari 2018 en de gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd bij arrest van dit hof d.d. 12 juni 2019.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 april 2020 te [plaats1] , gemeente [gemeente] en/of te [plaats2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een personenauto (Volkswagen Bora), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten het maken van een proefrit als mogelijke kopers van voornoemde personenauto, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 april 2020 te [plaats1] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een personenauto (Volkswagen Bora) toebehorende aan
[naam] en welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten het maken van een proefrit als mogelijke kopers van voornoemde personenauto, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van verduistering.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van verduistering van een VW Bora. De eigenaar van de auto wilde de auto aan verdachte en zijn medeverdachte verkopen voor een bedrag van € 350,00. Verdachte en zijn medeverdachte hebben echter slechts een deel van de verkoopprijs, te weten € 200,00 betaald en zijn er daarna in de auto waar zij een proefrit in maakten, vandoor gegaan.
Hiermee heeft de verdachte aan de eigenaar van de VW Bora financiële schade en hinder toegebracht en er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander.
Het hof heeft gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 mei 2021 waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake misdrijven is veroordeeld en ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in twee proeftijden liep. Kennelijk heeft dit verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen. Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Het hof heeft verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die in hoger beroep aan de orde zijn gekomen.
Er is sprake van een positieve ontwikkeling bij verdachte. Verdachte kampt met niet aangeboren hersenletsel als gevolg van een verkeersongeval en hij krijgt begeleiding van Stichting InteraktContour op diverse leefgebieden. Sinds 2,5 jaren verloopt deze begeleiding zonder problemen en werkt verdachte actief mee. Met deze begeleiding heeft verdachte laten zien dat hij in staat is tot verandering en goede keuzes kan maken.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan deze positieve ontwikkeling doorkruisen en daar is verdachte noch de maatschappij bij gebaat.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met daarnaast een taakstraf voor de duur van 20 uren passend en geboden is.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden van 12 juni 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, parketnummer 21-000178-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden van 26 januari 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, parketnummer 21-002333-17. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Nederland van 17 september 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 juni 2019, parketnummer 21-000178-18, voorwaardelijk opgelegde 3 maanden gevangenisstraf.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Nederland van 17 september 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 januari 2018, parketnummer 21-002333-17, voorwaardelijk opgelegde 4 weken gevangenisstraf.
Aldus gewezen door
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.G. Eisma, griffier,
en op 6 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.