In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het aanwezig hebben van 5,9 gram cocaïne en kreeg een taakstraf van 80 uren opgelegd. Het hof heeft de relevante recidive van de verdachte als strafverzwarende omstandigheid meegewogen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 9 september 2019, waarin hij ook al was veroordeeld voor het bezit van cocaïne. Tijdens de zitting op 22 juni 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die pleitte voor bewezenverklaring van het tenlastegelegde en handhaving van de taakstraf. De verdediging heeft verzocht om een geldboete in plaats van een taakstraf, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen, gezien het strafrechtelijke verleden van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte opnieuw heeft veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren. Het hof heeft ook beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een geldbedrag van € 183,25, dat aan de verdachte zal worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet, waarbij het hof de artikelen 2 en 10 van deze wet heeft toegepast.