ECLI:NL:GHARL:2021:6725

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
21-004754-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bezit van cocaïne met relevante recidive

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het aanwezig hebben van 5,9 gram cocaïne en kreeg een taakstraf van 80 uren opgelegd. Het hof heeft de relevante recidive van de verdachte als strafverzwarende omstandigheid meegewogen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 9 september 2019, waarin hij ook al was veroordeeld voor het bezit van cocaïne. Tijdens de zitting op 22 juni 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die pleitte voor bewezenverklaring van het tenlastegelegde en handhaving van de taakstraf. De verdediging heeft verzocht om een geldboete in plaats van een taakstraf, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen, gezien het strafrechtelijke verleden van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte opnieuw heeft veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren. Het hof heeft ook beslist over de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een geldbedrag van € 183,25, dat aan de verdachte zal worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan in het kader van de Opiumwet, waarbij het hof de artikelen 2 en 10 van deze wet heeft toegepast.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004754-19
Uitspraak d.d.: 6 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 9 september 2019 met parketnummer 18-820109-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, onttrekking aan het verkeer van de cocaïne en hasj en teruggave aan verdachte van het geldbedrag van € 183,25. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. D.C. Vlielander, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft het tenlastegelegde bewezen verklaard en heeft aan verdachte opgelegd een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, heeft de cocaïne en de hasj verbeurdverklaard en heeft beslist tot teruggave aan verdachte van het geldbedrag van € 183,25.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, in of omstreeks de periode van 20 december 2017 tot en met 31 december 2017, te [plaats] , althans in de gemeente [gemeente] , opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval op of omstreeks 31 december 2017 opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 5.9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 december 2017 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5.9 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van cocaïne. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte – blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 12 mei 2021 – eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder ook een drugsgerelateerd feit.
De raadsman heef ter zitting van het hof verzocht om af te zien van het opleggen van een taakstraf en te volstaan met een geldboete. Het hof zal hier gelet op het strafrechtelijke verleden van verdachte niet in meegaan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een taakstraf van 80 uren zoals opgelegd door de eerste rechter en gevorderd door de advocaat-generaal een passende bestraffing is. Het hof heeft daarbij acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij het hof als strafverzwarende omstandigheid laat meewegen dat in geval van verdachte sprake is van relevante recidive.

Beslag

De hierna te noemen inbeslaggenomen voorwerpen, die nog niet zijn teruggegeven, behoren aan de verdachte toe. Zij zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het begane misdrijf aangetroffen. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met het algemeen belang en de wet en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
Het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag zal worden teruggegeven aan verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 5,9 gram cocaïne en
  • 1,7 gram hasj.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
geldbedrag van EUR 183,25.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. W.M. Weerkamp en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 6 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.