Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden en de vaststelling van partneralimentatie na de echtscheiding van partijen, die in 1997 huwelijkse voorwaarden zijn aangegaan. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, en de man, verzoeker in het incidenteel hoger beroep, zijn ouders van twee kinderen. De man heeft in 2019 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna verschillende voorlopige voorzieningen zijn getroffen, waaronder alimentatie voor de vrouw en de kinderen. De rechtbank heeft op 23 oktober 2020 een beschikking gegeven waarin de echtscheiding is uitgesproken en de alimentatie is vastgesteld. Beide partijen zijn het niet eens met de beslissingen van de rechtbank en hebben hoger beroep ingesteld. De vrouw verzoekt om een hogere alimentatie en een bedrag van € 350.000,- van de man, terwijl de man verzoekt om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken. Het hof heeft de grieven van beide partijen besproken, waarbij de hoogte van de behoefte aan alimentatie en de draagkracht van de man centraal stonden. Het hof heeft vastgesteld dat de man op het moment van de uitspraak geen draagkracht heeft om alimentatie te betalen, en heeft de bestreden beschikking in bepaalde onderdelen vernietigd en in andere onderdelen bekrachtigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de omstandigheden van de zaak.