In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1996, heeft zich schuldig gemaakt aan cybercrime door het ontwikkelen van een niet van echt te onderscheiden betaalomgeving, die hij aan anderen ter beschikking stelde voor phishing-activiteiten. Tijdens de zitting op 18 juni 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. G.A.J. Purperhart. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in eerste aanleg was vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, en heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep in dat opzicht beoordeeld. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de strafmaat heroverwogen, rekening houdend met de rol van de verdachte in de phishing-activiteiten en de maatschappelijke schade die deze veroorzaken. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist, maar heeft de gevangenisstraf aangepast naar 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting was overschreden en heeft dit in de strafmaat verdisconteerd. De vordering van de benadeelde partijen is bevestigd, en het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. G.A. Versteeg als voorzitter.