ECLI:NL:GHARL:2021:6519

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
200.290.622
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een familielid als mentor in plaats van een professionele mentor

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een mentor voor de betrokkene, die geboren is in 1960 en de zus is van de verzoeker. De verzoeker had eerder bij de kantonrechter verzocht om hem als mentor te benoemen, maar de kantonrechter had een professionele mentor benoemd. De verzoeker ging in hoger beroep en voerde aan dat de benoeming van een familielid als mentor de voorkeur heeft boven die van een professionele mentor. Het hof oordeelde dat de familie van de betrokkene het erover eens was dat de verzoeker tot mentor moest worden benoemd. Het hof stelde vast dat er geen bezwaren waren tegen de benoeming van de verzoeker en dat de familieleden betrokken waren bij het leven van de betrokkene. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kantonrechter en benoemde de verzoeker tot mentor, met inachtneming van de wettelijke bepalingen omtrent mentorschap.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.290.622
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 8734442)
beschikking van 6 juli 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. E. van Haasteren te Leiden.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de betrokkene],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [de betrokkene] of betrokkene,
en
[de mentor],
handelende onder de naam
[A], professioneel mentorschap,
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
verder ook te noemen: de mentor,
en
[informant1],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: [informant1] ,
en
[informant2],
wonende te [woonplaats4] ,
verder te noemen: [informant2] ,
en
[informant3] Wit,
wonende te [woonplaats5] ,
verder te noemen: [informant3] ,
en
[informant4],
wonende te [woonplaats6] ,
verder te noemen: [informant4] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Utrecht) van 17 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 15 februari 2021;
- een brief van de mentor van 16 april 2021 met een productie;
- een journaalbericht van mr. Van Haasteren van 3 juni 2021 met een bijlage;
- een journaalbericht van mr. Van Haasteren van 7 juni 2021.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 juni 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- [verzoeker] , bijgestaan door mr. J.F. Koot-Veenstra (de advocaat die waarneemt voor mr. Van Haasteren),
- de mentor,
- [informant1] ,
- [informant2] ,
- [informant3] ,
- [informant4] .
Als informaten zijn opgeroepen en verschenen:
- de bewindvoerder van betrokkene, [de bewindvoerder] h.o.d.n. [B] Bewindvoering,
- [de begeleidster] , begeleidster van betrokkene, en [de manager] , manager, beiden werkzaam bij [C] .
Aan [de echtgenote] , de echtgenote van [verzoeker] , is bijzondere toegang verleend, nu geen van de aanwezigen zich tegen de aanwezigheid van [de echtgenote] heeft verzet.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1960. Zij is de zus van [verzoeker] , [informant1] , [informant2] , [informant3] en [informant4] .
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 21 juli 2020, heeft [verzoeker] verzocht een mentorschap voor betrokkene in te stellen en hem tot mentor te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene, [de mentor] h.o.d.n. [A] als mentor benoemd en de beloning van de mentor vastgesteld op de tarieven die daarvoor zijn bepaald.
4.2
[verzoeker] is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof deze beschikking te vernietigen voor zover het de benoeming van de persoon van de mentor betreft en hem tot mentor van betrokkene te benoemen.
4.3
De mentor voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt voorop dat in hoger beroep de noodzaak voor het instellen van een mentorschap over betrokkene niet in geschil is.
5.2
In geschil is enkel de persoon van de mentor. [verzoeker] is het er niet mee eens dat de kantonrechter de huidige mentor heeft benoemd en wil als mentor worden benoemd. De huidige mentor wil de taken blijven uitvoeren en vindt dat ook in het belang van betrokkene.
5.3
Op grond van 1:452 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
5.4
Van een uitdrukkelijke voorkeur van betrokkene is in hoger beroep geen sprake. Tijdens de zitting is gebleken dat de familie betrokken is in het leven van [de betrokkene] en dat de familieleden het beste met haar voor hebben. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof duidelijk geworden dat de vraag naar de persoon van de mentor de familie van betrokkene niet (langer) verdeeld houdt. Niet is gebleken dat in de familie nog sprake is van onrust in de communicatie. De zussen en broers zijn het erover eens dat [verzoeker] tot mentor moet worden benoemd. De benoeming van een familielid tot mentor heeft in beginsel de voorkeur boven die van een professionele derde. Het hof heeft in de onderhavige kwestie geen redenen om af te wijken van deze voorkeur. Doordat de familie het met de benoeming van [verzoeker] tot mentor eens is, en het hof niet is gebleken van bezwaren tegen of belemmeringen voor die benoeming, is de aanstelling van een onafhankelijke mentor niet langer noodzakelijk. Het hof zal dan ook het verzoek in hoger beroep toewijzen en [verzoeker] tot mentor benoemen.
5.5
Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen dat [verzoeker] wordt benoemd tot mentor. Op grond van artikel 1:452 lid 10 BW vangt de taak van [verzoeker] als mentor aan daags na de verzending van deze beschikking.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Utrecht) van 17 november 2020, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
benoemt [verzoeker] , wonende te [woonplaats1] , tot mentor;
stelt de beloning van de mentor vast op de tarieven die hiervoor zijn bepaald;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. Van Vugt, als voorzitter, Z.J. Oosting en E. de Boer, bijgestaan door mr. A.B. de Wit als griffier, en is op 6 juli 2021 door de voorzitter uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.