ECLI:NL:GHARL:2021:6509

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
21-006171-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep na afwijzing getuigenverzoek

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 20 uren voorwaardelijk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 17 juni 2021 heeft de advocaat-generaal verzocht om getuigen te horen, maar dit verzoek is door het hof afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende betrouwbaar zijn en dat er geen noodzaak was voor aanvullend onderzoek. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen voor het tenlastegelegde feit, dat betrekking heeft op openlijk geweld tegen een persoon. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het geweld heeft gepleegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006171-19
Uitspraak d.d.: 1 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 21 november 2019 met parketnummer 08-201403-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van het primaire verzoek van de advocaat-generaal tot het horen van getuigen en subsidiair de vordering strekkende tot vrijspraak. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. D. Greven, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 januari 2019, te [plaats] , gemeente [gemeente] , openlijk, te weten op/aan [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam1] , welk geweld bestond uit (met kracht) meermalen, althans eenmaal, - slaan/stompen en/of schoppen in/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van die [naam1] en/of - met de knie op het lichaam van die [naam1] zitten/duwen, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een wond/schram op het voorhoofd en/of een bult op het achterhoofd, voor slachtoffer ten gevolge heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Getuigenverzoek

Bij requisitoir heeft de advocaat-generaal verzocht om [naam1] (aangever),
[naam2] en [naam3] te horen als getuigen door de raadsheer-commissaris. De advocaat-generaal acht dat noodzakelijk omdat de door de verdediging overgelegde verklaring van aangever, inhoudende dat verdachte onschuldig is, niet overeenkomt met zijn eerdere verklaring en met die van [naam3] en strijdig is met de verklaring van [naam2] .
Het hof wijst het verzoek af. Dat aangever in zijn nieuwe verklaring expliciet aangeeft dat verdachte niet één van de jongens is geweest die hem hebben geslagen, dat hij daarbij niet betrokken is geweest en zich op de achtergrond heeft gehouden, geeft het hof geen aanleiding voor de conclusie dat het onderzoek niet volledig is geweest. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de eerste verklaring van aangever niet concreet is met betrekking tot de rol van verdachte. Dat geldt ook voor de verklaring van [naam2] . Er is geen sprake van verschillen tussen deze verklaringen en de nieuwe verklaring van aangever die aanleiding geven tot nader onderzoek. De verklaring van [naam3] is belastend voor verdachte en strijdig met de nieuwe verklaring van aangever, maar acht het hof niet betrouwbaar. Mede gelet op de verklaring van [naam4] , gaat het hof ervan uit dat
[naam3] zich heeft vergist in wie zij van aangever af getrokken zag worden.
Gelet op de voorhanden zijnde processtukken en de summiere onderbouwing van het verzoek, is er naar oordeel van het hof geen noodzaak tot het horen van de getuigen. Het hof acht zich voldoende voorgelicht.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
In het bijzonder kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Wijmenga, griffier,
en op 1 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.