ECLI:NL:GHARL:2021:6508

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
21-004088-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling wegens rijden onder invloed van amfetamine en GHB met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1978, had op 11 april 2018 een personenauto bestuurd terwijl hij onder invloed was van amfetamine en GHB. Tevens was zijn rijbewijs ongeldig verklaard. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, een taakstraf van 80 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting op 17 juni 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een zwaardere straf eiste, inclusief een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en het vonnis van de politierechter vernietigd. Het hof oordeelde dat de verdachte het bewezenverklaarde feit had gepleegd en dat hij strafbaar was. De verdachte had eerder soortgelijke delicten gepleegd, maar had recent positieve ontwikkelingen doorgemaakt in zijn leven, waaronder een succesvolle behandeling voor zijn verslaving.

Het hof besloot om de verdachte een kans te geven en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken op, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. De in beslag genomen personenauto werd verbeurd verklaard. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en de noodzaak van vervoer.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004088-19
Uitspraak d.d.: 1 juli 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 18 juli 2019 met parketnummer 96-059514-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast dient voor elk bewezenverklaard feit een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, opgelegd te worden. De inbeslaggenomen personenauto dient te worden verbeurdverklaard. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. F.H. Gart, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met een proeftijd van 3 jaren, alsmede een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Ten aanzien van feit 1 en 2 is telkens een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden opgelegd en de inbeslaggenomen personenauto is verbeurdverklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 11 april 2018 te [plaats] , een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en/of GHB, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 320 microgram amfetamine per liter bloed en/of 57 milligram GHB per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.
2.
hij, op of omstreeks 11 april 2018 te [plaats] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [adres] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij, op 11 april 2018 te [plaats] , een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten amfetamine en GHB, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 320 microgram amfetamine per liter bloed en 57 milligram GHB per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.
2.
hij, op 11 april 2018 te [plaats] terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [adres] , als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 11 april 2018 een personenauto bestuurd terwijl hij onder invloed was van amfetamine en GHB. Door in die toestand aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd. Bovendien wist verdachte op dat moment dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Hij heeft er derhalve ook blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan een door het CBR genomen beslissing.
In verdachtes nadeel spreekt dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 20 mei 2021 eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder soortgelijke delicten als de onderhavige. De straffen die hem in dat kader zijn opgelegd hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te begaan.
Anderzijds is bij de bespreking van de persoonlijke omstandigheden ter zitting gebleken dat het met verdachte thans veel beter gaat dan ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Het dossier bevat een recent voortgangsverslag van de reclassering (d.d. 7 juni 2021) met betrekking tot toezicht dat verdachte eerder in een andere zaak is opgelegd. Hierin wordt beschreven dat verdachte de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat het toezicht positief wordt afgerond. Verdachte is behandeld voor zijn verslaving en heeft deze behandeling met succes doorlopen. Verdachte is naar eigen zeggen nu een jaar clean. Verdachte woont zelfstandig en heeft goed contact met zijn dochter.
De reden dat verdachte in appel is gegaan, is gelegen in de opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid. Verdachte wil graag de beschikking houden over zijn scooterrijbewijs zodat hij vervoer heeft om naar zijn werk te gaan. Verdachte ontvangt momenteel een WW-uitkering, maar is normaal gesproken werkzaam als timmerman op verschillende projecten. De raadsman heeft erop gewezen dat het hebben van (scooter)vervoer voor verdachte essentieel is.
Aangezien duidelijk is geworden dat het hebben van werk een belangrijke steunende factor voor verdachte is en het hof verdachte de kans wil geven de positief ingeslagen weg voort te zetten, ziet het hof af van het opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Wel zal het hof ter zake van elk van de bewezenverklaarde feiten een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden opleggen, met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts acht het hof het gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en verdachtes strafrechtelijk verleden passend en noodzakelijk dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken wordt opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. Met deze straf beoogt het hof tevens te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast legt het hof overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal een taakstraf op van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.

Beslag

Het onder 1 en 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven personenauto. Verdachte had de auto onder zich en degene aan wie de auto toebehoorde was bekend met het gebruik in verband met het strafbare feit. Daarom zal het hof de auto verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. personenauto (Fiat Seicento [kenteken] ).
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. G. Souer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 1 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Souer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.