ECLI:NL:GHARL:2021:6507

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
21-006683-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het besturen van een motorrijtuig met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1990, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op de zitting van 17 juni 2021, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf van twee weken had geëist. De verdachte ontkende het feit en stelde dat hij niet wist dat zijn rijbewijs ongeldig was. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte op 27 juni 2019, ondanks dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, een auto bestuurde. Dit werd bevestigd door de verklaringen van verbalisanten die de verdachte hadden herkend. Het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs en dat hij zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een taakstraf op van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Tevens werd de in beslag genomen auto teruggegeven aan de rechthebbende.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006683-19
Uitspraak d.d.: 1 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 12 december 2019 met parketnummer 96-183433-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven op het adres te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.R.M. Schaap, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake van overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, veroordeeld tot voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. De inbeslaggenomen personenauto is teruggegeven aan de rechthebbende.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juni 2019 te [plaats] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [adres1] , als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Door en namens verdachte is ter terechtzitting van het hof bepleit dat verdachte van het hem ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft ontkend dat hij op 27 juni 2019 een auto heeft bestuurd. Bovendien is op grond van de stukken in het dossier onvoldoende vast te stellen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs op die bewuste dag ongeldig was verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Verbalisant [verbalisant1] heeft op 28 juni 2019 gerelateerd dat hij op 26 juni 2019 bij de woning van verdachtes ex-vriendin [naam1] (elders in het pv aangeduid als [naam1] ) aan de [adres2] te [plaats] is geweest omdat de politie informatie had gekregen dat verdachte in de personenauto van [naam1] zou rijden, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het voertuig betrof een witte Mercedes met kenteken [kenteken] . Aangezien verdachte niet werd aangetroffen is aan [naam1] medegedeeld dat bij een volgende constatering de personenauto in beslag zou worden genomen. Diezelfde dag belde verdachte met het servicecentrum van de eenheid Noord-Nederland omdat hij boos was dat er politie aan de deur was geweest en dat hij hierover wilde praten. [verbalisant1] :
“Derhalve besloot ik, verbalisant, hem vandaag (het hof begrijpt: 27 juni 2019, gelet op het proces-verbaal artikel 9 WVW met nummer PL0300/270720191313147384 en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2019, met nummer PL0100-2019165124-7), terug te bellen. Ik belde op het nummer [nummer] . Dit nummer was achtergelaten in een belbericht. Ik sprak een man die zich voorstelde als [verdachte] . Ik stond op dat moment geparkeerd aan de [adres1] in [plaats] . Ik keek in de richting van de [adres3] en had vrij zicht door de gehele [adres1] . Terwijl ik sprak met [verdachte] zag ik uit de richting van de [adres3] een witte Mercedes aan komen rijden, deze reed mij recht tegemoet. Ik zag dat en zei tegen de heer [verdachte] : "Zie ik je daar nu rijden?” Meteen daarop zag ik dat de witte Mercedes een scherpe bocht naar rechts maakte en een insteekparkeerplaats in reed. Voor hem rechts, voor mij links. Meteen daarop werd de verbinding verbroken. Ik, verbalisant reed daarop direct naar de Mercedes toe en zag een man uit stappen. Ik zag dat de man het volgende signalement had: Getint uiterlijk, normaal postuur, zwart haar, pet dragend. Ik riep de man na te stoppen. Ik zag dat de man omkeek en zijn pas versnelde en wegrende een steeg in richting Husingecamp.” [1]
De dag daarna, 28 juni 2019, zag verbalisant bij de briefing een foto van verdachte. Hij verklaart daarover:
“Deze [verdachte] herkende ik meteen als de verdachte manspersoon die gisteren is gevlucht van een constatering rijden met ingevorderd rijbewijs. (…) Bij controle rende er een manspersoon weg die ik middels de foto nu voor 100% herken als ingevoerde verdachte [verdachte] . Ik kon [verdachte] goed zien aangezien ik op ongeveer 20 meter afstand van hem was en hij zijn hoofd omdraaide in het wegrennen en mij recht aankeek.” [2]
Het hof constateert dat de verbalisant zeer stellig is in zijn verklaring en dat uit het proces-verbaal van geen enkele twijfel blijkt omtrent de herkenning van verdachte. Verbalisant heeft de verdachte in zijn gezicht gekeken en heeft verdachte voor “100%” herkend. Daarnaast strookt de waarneming van de verbalisant van het pasje op naam van verdachte in de auto bij het feit dat hij daarin reed, en past ook het verloop van het telefoongesprek, en het rijgedrag van de bestuurder van de auto, daarbij. Het hof ziet aldus geen enkele aanleiding om aan de waarneming van de verbalisant te twijfelen en is ervan overtuigd dat verdachte op 27 juni 2019 in de betreffende Mercedes reed. Dat verdachte ’s avonds elders in Nederlands pintransacties heeft verricht, staat daaraan niet in de weg en maakt het voorgaande niet anders. Dit geldt eveneens voor de in eerste aanleg door de verdediging overgelegde schriftelijke verklaring van [naam2] over bezigheden van verdachte die bewuste middag. In het licht van de bevindingen van verbalisant [verbalisant1] , neergelegd in een ambtsedig proces-verbaal, acht het hof de inhoud van die schriftelijke verklaring van [naam2] ongeloofwaardig. Het hof legt deze verklaring daarom terzijde, temeer daar van de zijde van de verdediging uitdrukkelijk te kennen is gegeven dat verdachte geen getuigen wenst te horen. Het hof ziet daartoe, mede gelet op hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, ook ambtshalve geen aanleiding.
Uit het dossier blijkt dat het rijbewijs van verdachte op 12 oktober 2015 ongeldig is verklaard. [3] Hoewel uit een brief van 16 maart 2016 blijkt dat verdachte een nieuw rijbewijs mocht aanvragen, kon dit pas als het oude rijbewijs was ingeleverd, en dit is feitelijk pas op 14 januari 2019 gebeurd. [4] Uit de stukken die de raadsvrouw heeft overgelegd blijkt dat het rijbewijs dat thans in het bezit is van verdachte is afgegeven op 15 juli 2019.
Dat verdachte op 27 juni 2019 wist dat zijn rijbewijs (nog steeds) ongeldig was verklaard en hij niet mocht rijden is verdachte bovendien door een verbalisant bij een eerdere aanhouding op 15 mei 2019 meegedeeld, zo heeft verdachte ter terechtzitting van het hof verklaard.
Het voorgaande maakt dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Gelet op voornoemde verklaring van verdachte omtrent zijn wetenschap van de ongeldigverklaring en het niet mogen rijden, treft hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd omtrent de stukken in het dossier, geen doel. Duidelijk is dat verdachte (in ieder geval) vanaf 15 mei 2019 wist dat hij niet mocht rijden.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juni 2019 te [plaats] terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [adres1] , als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door aldus te handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan een door het CBR genomen beslissing.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 20 mei 2021 is verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Hem is in het verleden onder andere een gevangenisstraf opgelegd, hetgeen hem kennelijk niet heeft weerhouden van het opnieuw plegen van een strafbaar feit.
De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting houden ter zake van het onderhavige delict een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken in. Hoewel het hof die straf in beginsel passend acht, ziet het hof in deze zaak aanleiding daarvan af te wijken. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte zijn leven thans goed op orde heeft. Hij heeft werk en beschikt thans weer over een geldig rijbewijs. Het hof is het met de raadsvrouw eens dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf nu niet meer passend is. Een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door haar verzocht en zoals in eerste aanleg ook is opgelegd, doet evenwel onvoldoende recht aan de ernst van het bewezenverklaarde feit. Het hof legt verdachte daarom een taakstraf op voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. Deze straf is passend en geboden.

Beslag

Uit het dossier blijkt dat de inbeslaggenomen personenauto aan verdachtes ex-partner A. Devedzic toebehoort. Het hof gelast ten aanzien daarvan daarom de teruggave aan haar als rechthebbende.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan [naam1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. Personenauto (Mercedes Benz, kenteken [kenteken] , kleur wit).
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. G. Souer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 1 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Souer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2019, nummer PL0100-2019165124-2;
2.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juni 2019, nummer PL0100-2019165124-4;
3.Een schriftelijk stuk, te weten het ‘Besluit rijbewijs ongeldig’, d.d. 12 oktober 2015, alsmede een bij het proces-verbaal artikel 9 WVW met nummer PL0300/270720191313147384 gevoegde uitdraai BVI-IB, inhoudende dat het rijbewijs van verdachte ten aanzien van categorie AM en B vanaf 19 oktober 2015 ongeldig is verklaard;
4.Een schriftelijk stuk, te weten een bij het proces-verbaal artikel 9 WVW met nummer PL0300/270720191313147384 gevoegde uitdraai BVI-IB, inhoudende: Feitelijke inleverdatum ongeldig: 14-01-2019.