ECLI:NL:GHARL:2021:6503

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
21-004320-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling van een scooter en poging tot diefstal van een scooter

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1986, is veroordeeld voor opzetheling van een scooter en poging tot diefstal van een scooter. Het hoger beroep was ingesteld tegen een eerdere veroordeling van 30 juli 2018, waarbij de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft in hoger beroep zijn verweer gevoerd, maar het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan.

De zaak betreft twee incidenten: de eerste op 11 april 2018, waarbij de verdachte een scooter (type Santini San Remo) voorhanden had, terwijl hij wist dat deze van misdrijf afkomstig was. De tweede op 27 juni 2018, waar de verdachte werd aangetroffen bij een snorfiets (Peugeot Zenith) en werd verdacht van poging tot diefstal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wisselend heeft verklaard over de herkomst van de scooter en zijn aanwezigheid bij de snorfiets, en heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

De strafoplegging houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die licht verstandelijk beperkt is en onder reclasseringstoezicht staat. Het hof heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de eerdere veroordeling vernietigd, maar de strafoplegging aangepast aan de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004320-18
Uitspraak d.d.: 1 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 30 juli 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-105067-18 en 18-124962-18, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 29 oktober 2019, 17 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-105067-18 onder 1 en het in de zaak met parketnummer 18-124962-18 ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. P. Bonthuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij bovengenoemd vonnis is verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-105067-18 onder 1 ten laste gelegde (te weten opzetheling) en het in de zaak met parketnummer 18-124962-18 ten laste gelegde (te weten poging tot diefstal met verbreking) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-105067-18 onder 2 ten laste gelegde is het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.
Tegen dit vonnis is door verdachte hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is bij akte beperkt tot de in de zaak met parketnummer 18-105067-18 onder 1 en in de zaak met parketnummer 18-124962-18 ten laste gelegde feiten.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is voor zover in hoger beroep van belang - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-105067-18:
1.
hij op of omstreeks 11 april 2018 te [plaats] , een goed te weten een scooter (type Santini San Remo) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Zaak met parketnummer 18-124962-18:
1.
hij op of omstreeks 27 juni 2018 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een scooter (Peugeot Zenith), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
- zich bij de scooter heeft begeven,
- aan het slot van de scooter heeft gesleuteld en/of,
- inbrekerswerktuig bij zich heeft gehad,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-105067-18 onder 1 ten laste gelegde:
Blijkens het proces-verbaal van aanhouding [1] zag verbalisant [verbalisant1] op 11 april 2018 omstreeks 18:20 uur op de [adres1] te [plaats] iemand van een brommer (het hof begrijpt telkens: een bromfiets/scooter) af springen. Verbalisanten zagen deze persoon - naar later bleek verdachte - vervolgens naast de bromfiets staan op trottoir. De bromfiets had geen kappen en geen kentekenplaat. Verdachte verklaarde tegenover de verbalisanten dat hij de scooter 20 minuten eerder had gekocht voor € 150,-. Nadat uit controle van het framenummer bleek dat de bromfiets als gestolen geregistreerd stond, is verdachte ter zake van heling aangehouden.
De betreffende bromfiets/scooter bleek in de nacht van 24 februari 2018 te zijn gestolen bij een woning in [plaats] . [2]
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard de scooter via Marktplaats van ene [naam2] te hebben gekocht voor een bedrag van € 150,- (zonder kenteken en papieren). Volgens verdachte was dit een redelijke prijs en heeft hij op de website “kentekencheck.nl” gecontroleerd of de scooter al dan niet gestolen was. Verdachte heeft verklaard dat hij die [naam2] verder niet kent.
Aan de hand van een door verdachte opgegeven telefoonnummer is gebleken dat de door verdachte genoemde persoon [naam2] betreft. Deze persoon is door de politie benaderd. Nadat hem een foto van de betreffende bromfiets werd getoond heeft [naam2] verklaard [3] :
“Hier heb ik wel aan gesleuteld, ik weet wel van wie. Die scooter heeft niet lang bij mij gestaan en ik heb de uitlaat voor hem gefixt”. Op de vraag voor welke jongen hij dat ‘gefixt’ heeft, heeft hij de naam [verdachte] genoemd, waarmee hij - naar het hof aanneemt - verdachte bedoelt. [naam2] verklaarde verder:
“Hij kwam hem brengen en heeft hem bij mij opgehaald. (…) Hij is een goede vriend, hij brengt scooters en is wel een maatje van mij”. Volgens [naam2] (ver)koopt hij geen scooters zonder papieren en doet hij niets via Marktplaats.
Ter zitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard:
“ [naam2] heeft de scooter van marktplaats gehaald waar ik bij was. Hij zei tegen mij dat hij de papieren nog zou regelen bij de RDW”.
Het hof constateert dat verdachte wisselend heeft verklaard over de verkrijging van de scooter en dat deze verklaring bovendien niet in lijn is met hetgeen [naam2] heeft verklaard. Het hof ziet geen aanleiding om aan de verklaring van [naam2] te twijfelen. Daarbij overweegt het hof dat verdachte heeft verklaard dat hij werkt met scooters en er van de hoogte is dat je bij aanschaf van een tweedehands scooter kunt checken of een scooter gestolen is. Hij heeft verklaard dat hij het kenteken van de betreffende scooter heeft gecheckt op kenteken.nl en dat hem daarom niets verweten kan worden. Deze verklaring van verdachte is aantoonbaar onjuist, nog los van het feit dat het checken van een kenteken zonder kentekenplaten en papieren wel haast onmogelijk lijkt, stond de scooter als gestolen geregistreerd en dat had verdachte dan moeten zien bij de check op kenteken.nl. Verdachte heeft hier ter zitting geen duidelijkheid over kunnen geven en de gerezen vragen niet kunnen ophelderen en ook deels niet wensen te beantwoorden. Het voorgaande maakt dat het hof de verklaring van verdachte omtrent de herkomst en wijze van verkrijging van de scooter niet geloofwaardig acht en terzijde schuift.
Verdachte heeft aldus geen aannemelijke verklaring gegeven met betrekking tot het voorhanden hebben van de scooter. Op grond van het hiervoor overwogene kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de scooter wist dat deze van misdrijf afkomstig was. Het hof betrekt bij dat oordeel de omstandigheid dat aanwijzingen ontbreken dat wetenschap bij de verdachte van de criminele herkomst van de scooter eerst is ontstaan na het verwerven of voorhanden krijgen daarvan.
Gezien het voorgaande kan de ten laste gelegde opzetheling wettig en overtuigend worden bewezen, overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-124962-18 ten laste gelegde:
Verbalisant [verbalisant2] heeft gerelateerd [4] dat hij op 27 juni 2018 omstreeks 05:25 uur bij een appartementencomplex aan de [adres2] te [plaats] een man bij een snorfiets (het hof begrijpt: een scooter) zag staan. Deze man - naar later bleek verdachte - zat met zijn handen aan de snorfiets. Nadat verdachte in de richting van het dienstvoertuig keek, draaide hij zich plotseling om en liep naar de flat toe. Verbalisanten namen waar dat er aan het slot van de snorfiets was ‘geprutst’. Er stak een schroef uit het slot met daaraan een soort bout. Verdachte liep daarna bij de flat weg, waarbij opviel dat hij recht voor zich uit bleef kijken terwijl de politiewagen naast hem reed. Hij begon te bellen, maar dit leek volgens bevindingen van de politie een ‘nepgesprek’ te zijn.
Verdachte is vervolgens door de politie aangesproken en bevraagd over de snorfiets. Verdachte verklaarde toen dat hij bij ene [naam3] moest zijn en dat hij de snorfiets moest lenen van die [naam3] . Volgens verdachte zou deze [naam3] op de [adres2] 92 wonen, maar uit controle van de politie bleek op dat nummer geen [naam3] te zijn ingeschreven. Toen verklaarde verdachte dat het nummer 90 moest zijn. Ook op dat adres bleek echter geen [naam3] ingeschreven te staan. De politie heeft verdachte vervolgens aangehouden. Daarbij bleek dat verdachte gereedschap bij zich had, waaronder een zijkniptang en een schroevendraaier.
De betreffende snorfiets/scooter bleek op naam te staan van [naam1] . Op 27 april 2018 is namens deze [naam1] , door [naam4] , wonende op het adres [adres2] 78, aangifte gedaan van poging tot diefstal van diens scooter [5] .
In zijn verhoor bij de politie heeft verdachte in eerste instantie verklaard dat hij de snorfiets niet heeft aangeraakt. Daarna zei hij dat hij met ene [naam5] had afgesproken omdat hij hem met zijn scooter zou helpen. Ter zitting in eerste aanleg heeft verdachte verklaard dat hij op verzoek van zijn vriend ( [naam5] ) het stuurslot zou openbreken, omdat [naam5] zijn sleutel kwijt was.
Het hof stelt vast dat verdachte aldus wisselend heeft verklaard over zijn reden van aanwezigheid bij de snorfiets/scooter en of hij hem wel of niet heeft aangeraakt/er iets mee heeft gedaan. De politie heeft de verklaring van verdachte omtrent [naam3] / [naam5] voor zover mogelijk geverifieerd en er is geen steun voor gevonden. Ook van de zijde van de verdediging zijn geen stukken/verklaringen aangedragen die verdachtes verklaring over [naam3] / [naam5] ondersteunen. Het voorgaande maakt dat het hof verdachtes verklaring omtrent zijn aanwezigheid bij de scooter niet geloofwaardig acht. Het geschetste alternatieve scenario is derhalve niet aannemelijk geworden.
Gelet op hetgeen de politie heeft gerelateerd omtrent het stuurslot van de scooter, het gedrag van verdachte, het tijdstip van aantreffen en het gereedschap dat verdachte bij zich had, waarvan algemeen bekend is dat het inbrekerswerktuig betreft, kan het niet anders zijn dan dat verdachte bezig was de scooter te stelen. Het hof acht het in de zaak met parketnummer 18-124962-18 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-105067-18 en in de zaak met parketnummer 18-124962-18 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-105067-18:
1.
hij op 11 april 2018 te [plaats] , een goed te weten een scooter (type Santini San Remo) voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Zaak met parketnummer 18-124962-18:
hij op 27 juni 2018 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een scooter (Peugeot Zenith), dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van verbreking,
- zich bij de scooter heeft begeven,
- aan het slot van de scooter heeft gesleuteld en/of,
- inbrekerswerktuig bij zich heeft gehad,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-105067-18 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzetheling.
Het in de zaak met parketnummer 18-124962-18 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een scooter en heeft twee maanden daarna gepoogd een scooter te stelen. Verdachte heeft aldus bijgedragen aan het in stand houden en faciliteren van het circuit van vermogenscriminaliteit en er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Het hof rekent dit hem aan.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 20 mei 2021 is verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Dit spreekt in verdachtes nadeel omdat de straffen die hem in dat kader zijn opgelegd, hem er kennelijk niet van hebben weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan.
Hoewel oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf om die reden in beginsel een passende bestraffing zou zijn, ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding daarvan af te wijken.
Verdachte is een licht verstandelijk beperkte man die sinds drie jaar ambulant wordt begeleid door Vocis en die sinds november 2019 onder reclasseringstoezicht staat. Uit een recent reclasseringsadvies d.d. 21 april 2021 en de toelichting van de reclassering ter zitting, blijkt dat dat toezicht goed verloopt. Aanvankelijk verliep de begeleiding en het reclasseringstoezicht stroef, maar sinds een jaar gaat het “een stuk beter”. Er is een vertrouwensband opgebouwd en verdachte houdt zich goed aan de voorwaarden. Verdachte heeft vier dagen per week dagbesteding bij stichting Automotivezorg en repareert hier scooters onder begeleiding. Verdachte is goed in zijn werk en ervaart door deze dagbesteding structuur en zingeving. De reclassering heeft erop gewezen dat de complexe problematiek waarvan bij verdachte sprake is, een contra-indicatie vormt voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf “omdat hij daar naar verwachting slechter uit komt dan dat hij erin gaat”. Een taakstraf is daarentegen een aanbevelenswaardige en zinvolle straf, aldus de reclassering.
Het hof overweegt voorts met betrekking tot het procesverloop in hoger beroep dat de redelijke termijn waarbinnen een zaak dient te zijn afgerond is overschreden. Gelet op de aard en hoogte van de hierna te melden op te leggen straf volstaat het hof met de vaststelling dat een inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
Gelet op voornoemd advies van de reclassering, ziet het hof af van oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals in eerste aanleg is opgelegd, omdat dit de huidige begeleiding en vorderingen die zijn gemaakt in negatieve zin zouden doorkruisen. Wel acht het hof het gezien verdachtes strafrechtelijk verleden noodzakelijk om een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op te leggen, met een proeftijd van twee jaren. Deze straf dient als stok achter de deur teneinde te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal legt het hof daarnaast een taakstraf op voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis. Deze straf is passend en doet recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-105067-18 onder 1 en in de zaak met parketnummer 18-124962-18 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-105067-18 onder 1 en in de zaak met parketnummer 18-124962-18 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. E.M.J. Brink en mr. G. Souer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 1 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Souer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 11 april 2018, p. 14 e.v. van een dossier met nummer 2018087536;
2.Een schriftelijk stuk, te weten een afschrift van aangifte, p. 23 e.v. van voornoemd dossier;
3.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal verhoor d.d. 18 mei 2018, p. 30 e.v. van voornoemd dossier;
4.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 27 juni 2018, p. 12 e.v. van een dossier met nummer 2018162927;
5.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 juni 2018, p. 20 e.v. van het hiervoor genoemde dossier.