In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1984, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het besturen van een voertuig onder invloed van cocaïne. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 850,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 16 juni 2021, waarbij de advocaat-generaal een geldboete van € 900,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid heeft gevorderd.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 september 2018 een bedrijfsauto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van cocaïne, met een bloedwaarde van 150 microgram per liter. Het hof oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Ondanks de eerdere veroordeling heeft het hof besloten om in plaats van een geldboete een taakstraf van 30 uur op te leggen, rekening houdend met de financiële situatie van de verdachte. Daarnaast wordt de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden gehandhaafd.
Het hof heeft ook overwogen dat er sprake is van een beperkte overschrijding van de redelijke termijn in de fase van hoger beroep, maar dat dit niet leidt tot een andere beslissing. De uitspraak van het hof vernietigt het vonnis van de politierechter en doet opnieuw recht, waarbij de verdachte wordt vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.