In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 22 oktober 2019. De verdachte, geboren in 1989, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij voor bepaalde feiten was vrijgesproken en voor andere feiten was veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met aanvulling van gronden. De zaak betreft de strafbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een geestelijke stoornis, namelijk schizofrenie. De advocaat-generaal had gevorderd om het vonnis te vernietigen en de verdachte te veroordelen, maar het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste wijze had beslist. Het hof heeft de conclusies van de psychiater, die stelde dat de verdachte ten aanzien van bepaalde feiten geen controle over zijn gedrag had, overgenomen. Voor andere feiten oordeelde het hof dat de verdachte wel strafbaar was. De raadsvrouw van de verdachte had verzocht om geen straf op te leggen, maar het hof oordeelde dat een gevangenisstraf van één week passend was, met aftrek van het voorarrest. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de psychische toestand van de verdachte en de ernst van de feiten.