ECLI:NL:GHARL:2021:6455

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
TBS P20/0427
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling na afname van recidiverisico

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland van 27 november 2020, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar had verlengd. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1957, verblijft in een Regionale Instelling voor Beschermd en Begeleid Wonen (RIBW) en heeft een verzoek ingediend tot beëindiging van zijn terbeschikkingstelling. Het hof heeft geconstateerd dat de ernst van de problematiek van de terbeschikkinggestelde is afgenomen, zoals blijkt uit adviezen van een psychiater en de reclassering. De terbeschikkinggestelde heeft een passende woonvoorziening gevonden, waar het recidiverisico in voldoende mate is teruggebracht. In eerste aanleg was er onduidelijkheid over de mogelijkheid om in de woonvoorziening te blijven na beëindiging van de terbeschikkingstelling, maar recent is bevestigd dat dit mogelijk is. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen, omdat de veiligheid van anderen niet langer een verlenging eist. De psychiater en reclassering hebben geadviseerd tot beëindiging van de maatregel, wat het hof heeft overgenomen in zijn oordeel.

Uitspraak

TBS P20/0427
Beslissing d.d. 1 juli 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
verblijvende bij Regionale Instelling voor Beschermd en Begeleid Wonen (RIBW) [plaats] op het adres [adres] in [plaats] (in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging onder verantwoordelijkheid van Reclassering Nederland).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 27 november 2020, houdende:
 verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar en
 afwijzing van het verzoek van de officier van justitie om aanhouding.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank, en daarnaast op:
 het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
 de beslissing waarvan beroep;
 de akte van het instellen van beroep op 27 november 2020;
 het voortgangsverslag van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 2 maart 2021;
 de e-mail van reclasseringswerker [reclasseringswerker] van 8 maart 2021;
 de beslissing van het hof van 25 maart 2021, inhoudende de nietigverklaring van de oproeping voor de behandeling van de zaak;
 de aanvullende informatie van de reclassering van 11 juni 2021.
Het hof heeft ter zitting van 17 juni 2021 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen, en de advocaat-generaal, mr. V. Smink.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
In eerste aanleg was er nog onduidelijkheid over de financiering van de woonsituatie van de terbeschikkinggestelde als de terbeschikkingstelling zou eindigen. Inmiddels is duidelijk dat de terbeschikkinggestelde ook in dat geval in zijn huidige woning kan blijven. De rechtbank heeft, ter onderbouwing van de beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling, onder meer overwogen dat na beëindiging van de maatregel de terbeschikkinggestelde vrij is om zijn huidige woning te verlaten, wat een onaanvaardbaar hoog recidiverisico zou meebrengen. Anders dan deze overweging wellicht suggereert, heeft de terbeschikkinggestelde geenszins de behoefte om zijn huidige woning te verlaten. Er is lang gezocht naar een passende woonvoorziening. Inmiddels is deze gevonden en de terbeschikkinggestelde voelt zich daar goed. Er is een aanvaardbaar recidiverisico bereikt. Concluderend heeft de raadsman bepleit dat het hof de beslissing waarvan beroep zal vernietigen en de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling zal afwijzen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De situatie omtrent de terbeschikkinggestelde is rustig en stabiel. Hij verblijft in een passende woonvoorziening en de ernst van zijn problematiek is afgenomen. De reclassering heeft recent nog geadviseerd tot beëindiging van de terbeschikkingstelling en er zijn geen omstandigheden die aanleiding geven tot het verlengen van de terbeschikkingstelling.
Het oordeel van het hof
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Daarom zal het hof beslissen tot afwijzing van de vordering van het openbaar ministerie die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Ter verdere onderbouwing van deze beslissing overweegt het hof het volgende.
Psychiater R.A. Graaff heeft op 8 juli 2020 een adviesrapport uitgebracht over de terbeschikkinggestelde. Dit rapport houdt – samengevat en zakelijk weergegeven – het volgende in.
Samenvattend is sprake van een 63-jarige man wiens leven gekenmerkt is geweest door ernstige stoornissen in de emotieregulatie en in de interpersoonlijke relaties. Deze werden in het verleden toegeschreven aan autismeverwante problematiek of aan hechtings- en persoonlijkheidsstoornissen. De ernst van de problematiek is met intensieve begeleiding, hospitalisatie, ondersteuning, het ouder worden en het beperken van externe druk gedurende de tbs-behandeling afgenomen. Mogelijk zijn de aanvankelijk meer prominent aanwezige pathologische gedragskenmerken mede ten gevolge van de bij het cerebrovasculair accident (CVA) ontstane neurocognitieve stoornissen nog verder op de achtergrond geraakt.
Binnen de huidige situatie wordt een laag recidiverisico ingeschat. De kans op een toename van onvoldoende beheersbare stressvolle omstandigheden wordt als gering ingeschat. Ondergetekende is derhalve van mening dat, indien het wonen in de RIBW kan worden gecontinueerd, er sprake is van een ook op langere termijn dermate veilige situatie, dat een verlenging van de tbs-maatregel niet meer geïndiceerd wordt geacht. Van belang is dat er voldoende zekerheid is dat de financiering van de woonvoorziening ook zonder forensische maatregel gewaarborgd blijft.
Tijdens de behandeling van de zaak in eerste aanleg is de psychiater gehoord als deskundige. De psychiater heeft toen verklaard dat als de terbeschikkinggestelde bij een goede woonvoorziening verblijft, het recidiverisico in voldoende mate gewaarborgd is. Volgens de psychiater is de huidige locatie is goed en biedt deze voldoende veiligheid, ondersteuning en waarborgen.
De reclassering heeft op 3 augustus 2020 een adviesrapport uitgebracht over de veroordeelde. Dit rapport houdt onder meer in dat de kans op recidive als laag wordt ingeschat bij beëindiging van de maatregel, mits de terbeschikkinggestelde onder de zorg blijft van het RIBW of een soortgelijke instelling.
Op 2 maart 2021 heeft de reclassering een voorgangsverslag uitgebracht, dat onder meer het volgende inhoudt. Tijdens de behandeling van de zaak in eerste aanleg was er onduidelijkheid over de afgifte van de indicatie op basis van de Wet langdurige zorg waarmee de terbeschikkinggestelde op zijn huidige woonplek zou kunnen blijven. Inmiddels is duidelijk geworden dat die indicatie is afgegeven en dat er voor de terbeschikkinggestelde dus na het einde van de maatregel niets verandert. In de aanvullende informatie van 11 juni 2021 heeft de reclassering bevestigd dat de terbeschikkinggestelde ongeacht de uitkomst van de onderhavige zaak kan blijven wonen waar hij nu verblijft, met de huidige begeleiding en ondersteuning. Het advies van de reclassering strekt ertoe dat de maatregel wordt beëindigd.
Het hof overweegt dat uit de adviezen van de psychiater en de reclassering blijkt dat de ernst van de problematiek van de terbeschikkinggestelde is afgenomen. Hij verblijft in een passende woonvoorziening, waar het recidiverisico in voldoende mate is teruggebracht. In eerste aanleg was het nog onduidelijk of de terbeschikkinggestelde in het geval van beëindiging van de terbeschikkingstelling in die woonvoorziening zou kunnen blijven, maar uit recente informatie blijkt dat dit het geval is. Het voorgaande brengt het hof tot de conclusie dat in de gegeven omstandigheden het recidiverisico is teruggebracht tot een zodanig beperkt niveau dat het verantwoord is de terbeschikkingstelling te beëindigen.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 27 november 2020 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[terbeschikkinggestelde].
Wijst afde vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. P.C. Vegter, raadsheren,
dr. W.J. Canton en dr. K. de Wijs-Heijlaerts, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 1 juli 2021 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.