ECLI:NL:GHARL:2021:6452

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
TBS P21/0070
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met twee jaren na vernietiging verblijfsrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die in 1978 in Marokko is geboren. De terbeschikkinggestelde was in een kliniek geplaatst na een voornemen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om zijn verblijfsrecht in te trekken, wat leidde tot een focus op zijn terugkeer naar Marokko. Echter, de bestuursrechter heeft de beschikking van de IND onherroepelijk vernietigd, waardoor repatriëring niet langer aan de orde is. Het hof oordeelt dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde enige vertraging heeft opgelopen door zijn verblijfsstatus, maar dat deze vertraging geen reden is om de verlenging van de terbeschikkingstelling te beperken tot één jaar. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant om de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen, omdat het recidiverisico en het toestandsbeeld van de terbeschikkinggestelde op dit moment niet wijzen op een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging binnen de resterende tijd van een jaar. Het hof wijst ook verzoeken af voor nader onderzoek en voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, en bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank.

Uitspraak

TBS P21/0070
Beslissing d.d. 1 juli 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1978,
verblijvende in [de kliniek] (hierna: de kliniek).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’sHertogenbosch, van 8 februari 2021, houdende:
 verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren en
 (impliciet) afwijzing van het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde de kliniek in de gelegenheid te stellen om een repatriëringsplan op te stellen en een onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheid om de terbeschikkingstelling te beëindigen op voorwaarde van vertrek naar Marokko.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
 het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
 de beslissing waarvan beroep;
 de akte van het instellen van beroep op 12 februari 2021;
 de wettelijke aantekeningen betreffende de periode van 1 september 2020 tot en met 23 februari 2021;
 de aanvullende informatie van de kliniek van 3 juni 2021;
 de e-mail van de raadsman van 16 juni 2021 (inclusief bijlagen);
 de e-mail van Peter Oosterom van de Divisie Individuele Zaken van het ministerie van Justitie en Veiligheid van 16 juni 2021.
Het hof heeft ter zitting van 17 juni 2021 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, advocaat te Haarlem, en de advocaat-generaal, mr. V. Smink.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde wil dat de verpleging van overheidswege voorwaardelijk wordt beëindigd. De raadsman heeft het volgende aangevoerd. In wezen is de terbeschikkinggestelde de laatste vier jaren louter van zijn vrijheid beroofd geweest. Hij heeft in die periode immers geen volwaardige behandeling gehad in verband met de beoogde terugkeer naar Marokko. Hierdoor is van verlof niet of nauwelijks sprake geweest en heeft de terbeschikkinggestelde dus niet kunnen oefenen met vrijheden. Inmiddels is duidelijk dat hij in Nederland mag blijven en dat hij zal worden overgeplaatst naar Forensisch Psychiatrisch Centrum [naam FPC] . Om daar op een goede wijze een nieuwe start te kunnen maken, is het van belang dat hij eerst wordt onderzocht door gedragsdeskundigen. Bij voorkeur wordt dit onderzoek verricht door GZ-psycholoog I. van Asselt en psychiater O.M. den Held, die in 2015 een
pro Justitia-rapport over hem hebben uitgebracht. In aanvulling daarop zou een maatregelrapport moeten worden opgesteld. Primair heeft de raadsman bepleit dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden om dit onderzoek te laten verrichten. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het hof de duur van de verlenging van de terbeschikkingstelling zal beperken tot een jaar en daarbij [naam FPC] zal opdragen om het resocialisatietraject voortvarend te laten verlopen. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het hof de terbeschikkingstelling zal verlengen met een jaar.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Toen de kliniek het verlengingsadvies van 20 november 2020 opstelde, werd er nog van uitgegaan dat de terbeschikkinggestelde op termijn zou terugkeren naar Marokko. In dat advies werd echter wel opgemerkt dat die repatriëring pas zou kunnen plaatsvinden als het recidiverisico is teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau. In de aanvullende informatie van de kliniek, van 3 juni 2021, staat dat als de terbeschikkingstelling per direct wordt beëindigd, het risico op agressief gedrag nog steeds wordt ingeschat als hoog. Volgens de kliniek zijn er veel risicofactoren en weinig beschermende factoren. Repatriëring is inmiddels niet meer aan de orde. De terbeschikkinggestelde zal worden overgeplaatst naar [naam FPC] . Er mag van worden uitgegaan dat [naam FPC] een gedegen plan van aanpak zal opstellen en zal werken aan een resocialisatieplan. Het is aan de terbeschikkinggestelde om na zijn overplaatsing te laten zien hoe gemotiveerd hij is en waartoe hij in staat is. Gelet op de stappen die nog moeten worden gezet, heeft de rechtbank terecht beslist tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op de juiste wijze en op goede gronden heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd. Ter aanvulling van die gronden overweegt het hof het volgende.
Termijn van de verlenging van de terbeschikkingstelling
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Het hof is van oordeel dat de voortgang van de behandeling en resocialisatie niet een nieuwe rechterlijke toetsing na een jaar noodzakelijk maakt. Daarbij neemt het hof het volgende in aanmerking.
In juni 2017 maakte de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) het voornemen bekend om het verblijfsrecht van de terbeschikkinggestelde in te trekken. Als gevolg daarvan stond de terugkeer van de terbeschikkinggestelde naar Marokko bij de tenuitvoerlegging van de maatregel voorop en is hij op 13 juli 2017 overgeplaatst naar [de kliniek] . Het verblijf en de behandeling binnen [de kliniek] is niet toegerust op resocialisatie in Nederland. Inmiddels heeft de bestuursrechter de beschikking van de IND onherroepelijk vernietigd, waardoor de repatriëring van de terbeschikkinggestelde niet langer aan de orde is. Verder is ook bekend dat hij zal worden overgeplaatst naar [naam FPC] om daar te werken aan zijn terugkeer in de Nederlandse samenleving.
Het hof acht het aannemelijk dat het behandelings- en resocialisatietraject enige vertraging heeft opgelopen doordat de terbeschikkinggestelde vanwege zijn verblijfsstatus in beginsel niet in aanmerking kwam voor verlof en heeft verbleven in [de kliniek] . De omvang van die vertraging is echter niet vast te stellen. Daarbij wijst het hof er wel op dat vlak voor de opname in [de kliniek] een eerste behandelpoging in de Van Mesdagkliniek in een impasse was geraakt. Het was niet mogelijk gebleken met de terbeschikkinggestelde te komen tot behandelovereenstemming, terwijl hij zich bovendien bij meerdere incidenten dreigend en agressief opstelde. In [de kliniek] bleek de terbeschikkinggestelde zich snel gekrenkt en tekortgedaan te voelen. Daarmee leren omgaan stond centraal in de behandeling, waarbij de terbeschikkinggestelde echter lange tijd geen behandelonderdelen wilde volgen omdat hij naar zijn idee voldoende behandeling had gehad. De terbeschikkinggestelde heeft veelvuldig antisociaal gedrag laten zien, waaronder fysieke voorvallen. Pas toen de terbeschikkinggestelde geconfronteerd werd met de mogelijkheid van een plaatsing in de Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg (LFPZ) werkte hij mee met een nieuwe, tweede behandelpoging binnen [de kliniek] . Gedurende het voorjaar en de zomer van 2020 maakte de terbeschikkinggestelde een groei door. Hij deed zijn best, rondde de delictanalyse af en ging gemotiveerd aan de slag met twee therapeuten. Uit de recente informatie van de kliniek van 3 juni 2021 blijkt echter dat de terbeschikkinggestelde na het overlijden van zijn vader is teruggevallen in oude patronen, zoals ontkenning van problemen en grensoverschrijdend en manipulatief gedrag. Toewerken naar begeleid verlof is daarom niet aan de orde.
De genoemde vertraging is geen reden om de duur van de verlenging van de terbeschikkingstelling te beperken tot één jaar. Uit de voorhanden informatie volgt dat het toestandsbeeld van de terbeschikkinggestelde en het recidiverisico op dit moment zodanig zijn dat niet te verwachten valt dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging in beeld zal komen binnen de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Ook anderszins ziet het hof niet dat (de voortgang van) de behandeling van de terbeschikkinggestelde is gebaat bij een toetsing door de rechter op kortere termijn dan twee jaren.
Afwijzing van het verzoekt tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging
Het hof acht het gelet op het voorgaande op dit moment prematuur om de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen en zal het daartoe strekkende verzoek afwijzen.
Afwijzing van het verzoek om nader onderzoek te laten verrichten
Het hof zal beslissen tot afwijzing van het verzoek van de raadsman om een gedragskundig onderzoek te laten verrichten naar de terbeschikkinggestelde en een maatregelrapport te laten opmaken. Het hof acht zich op basis van de aanwezige informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over het door de terbeschikkinggestelde ingestelde beroep. De noodzakelijkheid van het verzochte onderzoek is niet gebleken. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat in 2019 twee onafhankelijke deskundigen over de terbeschikkinggestelde hebben gerapporteerd en dat hun bevindingen en conclusies geen reden geven te twijfelen aan het advies van de kliniek over het toestandsbeeld van de terbeschikkinggestelde, het recidiverisico en thans uitgezette koers.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Wijst afhet verzoek tot het laten verrichten van nader gedragskundig onderzoek naar de terbeschikkinggestelde en het laten opmaken van een maatregelrapport.
Bevestigt, met aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen, de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 8 februari 2021 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. P.C. Vegter, raadsheren,
dr. W.J. Canton en dr. K. de Wijs-Heijlaerts, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 1 juli 2021 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.