In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, die in 1978 in Marokko is geboren. De terbeschikkinggestelde was in een kliniek geplaatst na een voornemen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om zijn verblijfsrecht in te trekken, wat leidde tot een focus op zijn terugkeer naar Marokko. Echter, de bestuursrechter heeft de beschikking van de IND onherroepelijk vernietigd, waardoor repatriëring niet langer aan de orde is. Het hof oordeelt dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde enige vertraging heeft opgelopen door zijn verblijfsstatus, maar dat deze vertraging geen reden is om de verlenging van de terbeschikkingstelling te beperken tot één jaar. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant om de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen, omdat het recidiverisico en het toestandsbeeld van de terbeschikkinggestelde op dit moment niet wijzen op een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging binnen de resterende tijd van een jaar. Het hof wijst ook verzoeken af voor nader onderzoek en voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, en bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank.