ECLI:NL:GHARL:2021:6419

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
200.287.278
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van curatele en instelling van beschermingsbewind en mentorschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had het verzoek van de bewindvoerder om het beschermingsbewind van verzoeker om te zetten in curatele toegewezen. Het hof heeft deze beschikking vernietigd en in plaats daarvan beschermingsbewind en mentorschap ingesteld. Het hof oordeelde dat curatele in dit geval een te zware maatregel was, gezien de omstandigheden van verzoeker, die als gevolg van een verkeersongeval blijvend hersenletsel heeft opgelopen. Verzoeker, geboren in 1986, had eerder een schadevergoeding ontvangen van € 460.000,- en erkende dat hij hulp nodig had bij het waarnemen van zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen. Het hof concludeerde dat de combinatie van beschermingsbewind en mentorschap voldoende waarborg biedt voor de bescherming van deze belangen, en dat curatele niet noodzakelijk was. De beslissing van het hof houdt in dat de goederen van verzoeker onder bewind worden gesteld en dat er een mentorschap wordt ingesteld. De curator is benoemd tot bewindvoerder en mentor. De uitspraak zal worden gepubliceerd en ingeschreven in het Centraal curatele- en bewindregister.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.287.278
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 8644397)
beschikking van 1 juli 2021
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. M.R.A. Rutten te Utrecht.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de bewindvoerder] , handelende onder de naam [naam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
verder te noemen: [de bewindvoerder] ,
en
[de curator] ,
gevestigd te [vestigingsplaats2] ,
verder te noemen: de curator,
en
[de moeder],
wonende te [woonplaats] , verder te noemen: de moeder,
en
[de zus1] ,
wonende te [woonplaats] , verder te noemen: [de zus1] ,
en
[de broer],
wonende te [woonplaats] , verder te noemen: [de broer] ,
en
[de zus2],
wonende te [woonplaats] , verder te noemen: [de zus2] .
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie [woonplaats] ,) van 10 september 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2 Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 10 december 2020;
- het journaalbericht van mr. Rutten van 28 januari 2021 met producties 7 en 8.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 3 juni 2021 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat;
- [de bewindvoerder] ;
- [A] (hierna: [A] ), namens de curator;
- [de broer] .
2.3
Ter mondelinge behandeling heeft [de bewindvoerder] de vaststellingsovereenkomst van 22 juni 2018, gesloten tussen [verzoeker] en [B] Schadeverzekering N.V., overgelegd.

3.De feiten

3.1
Bij beschikking van 30 januari 2020 heeft de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie [woonplaats] , de (toekomstige) goederen van [verzoeker] onder bewind gesteld en [de bewindvoerder] als bewindvoerder benoemd.
3.2
[de bewindvoerder] heeft de kantonrechter verzocht het beschermingsbewind om te zetten in ondercuratelestelling.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter [verzoeker] wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele gesteld met ingang van 15 september 2020 en de [de curator] tot curator benoemd.
4.2
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende (naar het hof begrijpt) het verzoek tot ondercuratelestelling alsnog af te wijzen en te bepalen dat zijn goederen onder bewind worden gesteld, dat ten behoeve van hem een mentorschap wordt ingesteld en dat het bewind wordt ingeschreven in het Centraal curatele- en bewindregister.
4.3
Door geen van de overige belanghebbenden is een verweerschrift ingediend.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
Het verzoek tot ondercuratelestelling kan onder andere worden verzocht door de bewindvoerder (artikel 1:379 lid 1 BW). Op grond van artikel 1:449 lid 1 BW eindigde het op grond van de beschikking van 30 januari 2020 ingestelde bewind automatisch door de ondercuratelestelling van [verzoeker] op grond van de bestreden beschikking.
5.2
Op grond van artikel 1:431 lid 1 BW kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden,
tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
5.3
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen. Het mentorschap kan onder andere worden verzocht door [verzoeker] zelf (artikel 1:451 lid 1 BW).
5.4
[verzoeker] stelt dat, anders dan de kantonrechter heeft overwogen, curatele in zijn geval niet noodzakelijk is. Curatele is volgens hem een te zware maatregel, met name omdat hij daardoor zijn handelingsbekwaamheid verliest. Beschermingsbewind en mentorschap zijn volgens hem voldoende in zijn situatie, waarin hij ook kan terugvallen op de hulp van zijn familie.
5.5
Tijdens de zitting hebben [de bewindvoerder] en [A] verklaard dat, gelet op de beperkingen die [verzoeker] ondervindt na een hem overkomen ongeval, het aanzienlijke vermogen dat hij bezit alsmede zijn kwetsbare netwerk, curatele een betere bescherming biedt dan de combinatie van beschermingsbewind en mentorschap. [A] heeft ter zitting verklaard dat, in het geval het hof oordeelt dat de maatregelen van beschermingsbewind en mentorschap in dit geval volstaan, [de curator] bereid is de taken van bewindvoerder en mentor op zich te nemen, waarbij zíj de taken van de mentor op zich zal nemen en haar collega die van bewindvoerder.
5.6
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting van het hof is het volgende gebleken.
[verzoeker] , geboren [in] 1986, heeft als gevolg van een verkeersongeval [in] 2004 blijvend hersenletsel opgelopen. Aan hem is in dat verband een schadevergoeding toegekend en uitgekeerd van € 460.000,-.
[verzoeker] erkent dat hij niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke en zijn niet- vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Vast staat dat alle belanghebbenden het erover eens zijn dat [verzoeker] hulp en toezicht nodig heeft bij het waarnemen van zijn hiervoor genoemde belangen. Het geschil beperkt zich tot de vraag of daarvoor curatele dan wel de combinatie van beschermingsbewind en mentorschap het meest geschikt is. De rechter spreekt de verstrekkende maatregel van curatele alleen uit als de lichtere beschermingsvormen (bewind, mentorschap of een combinatie hiervan) onvoldoende zijn. Het hof is van oordeel dat de stelling dat genoemde belangen van [verzoeker] beter kunnen worden waargenomen met curatele dan met een combinatie van beschermingsbewind en mentorschap, onvoldoende is onderbouwd en dus niet aannemelijk is geworden. [de bewindvoerder] heeft ter zitting verklaard dat een deel van het vermogen van [verzoeker] is verdwenen en dat daarbij mogelijk sprake is van diefstal. Door dan wel namens [verzoeker] is in dat verband verklaard dat een zus van [verzoeker] een bedrag van hem heeft geleend en dat voor iedereen duidelijk is dat dat bedrag aan [verzoeker] moet worden terugbetaald. Het hof is van oordeel dat van het recentelijk aangaan van onverantwoorde schulden of andere incidenten waarbij de vermogensrechtelijke belangen van [verzoeker] zijn geschaad, niet is gebleken. Dat de niet-vermogensrechtelijke belangen van [verzoeker] in de afgelopen jaren zijn geschaad is evenmin gebleken. Voldoende aannemelijk is geworden dat [verzoeker] bij laatstgenoemde belangen, zoals ten aanzien van medische behandelingen, de steun krijgt van zijn familie, met wie de verstandhouding – na een tijdelijk minder goede periode – inmiddels weer is hersteld. Gelet op al het voorgaande bieden de maatregelen van beschermingsbewind en mentorschap voldoende waarborg voor de bescherming van de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van [verzoeker] . Het hof acht de maatregel van curatele in deze omstandigheden te zwaar.
5.7
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slaagt het hoger beroep. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen, het verzoek tot ondercuratelestelling alsnog afwijzen en de goederen van [verzoeker] onder bewind stellen en een mentorschap ten behoeve van hem instellen. Het hof zal, conform de schriftelijke bereidverklaring van [de curator] van
19 januari 2021, [de curator] benoemen tot bewindvoerder en mentor.
5.8
Aangezien de ondercuratelestelling wordt vernietigd, zal het hof bepalen dat publicatie van de uitspraak van het hof zal plaatsvinden op grond van artikel 1:390 BW. Het hof ziet voorts aanleiding om, zoals [verzoeker] heeft verzocht, het beschermingsbewind te laten inschrijven in het Centraal curatele- en bewindregister (zie artikel 1:436 lid 3 BW).

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 10 september 2020 en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek tot ondercuratelestelling alsnog af;
stelt de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [verzoeker] , geboren te [woonplaats] [in] 1986, onder bewind;
stelt een mentorschap in over de niet-vermogensrechtelijke belangen van [verzoeker] voornoemd;
benoemt tot bewindvoerder en mentor:
[de curator] ,
postbus [nummer] ,
[vestigingsplaats2] ;
bepaalt dat deze uitspraak binnen tien dagen na heden door de griffier zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant;
bepaalt dat deze uitspraak voor wat betreft de beëindiging van de curatele en de instelling van de onderbewindstelling door de griffier wordt ingeschreven in het openbare Centraal curatele- en bewindregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, E.B. Knottnerus en
R.A. Boon, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 1 juli 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.