ECLI:NL:GHARL:2021:6405

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
30 juni 2021
Zaaknummer
TBS P21/0083
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing tot verlenging van de terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 5 februari 2021, waarin de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar werd verlengd. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen. Het hof oordeelt dat er geen toereikende gronden zijn voor verlenging van de maatregel en dat er geen redenen zijn die aan een beëindiging van de maatregel in de weg staan. Het hof baseert zijn oordeel op het advies van GGZ IrisZorg en een extern psychiater, die beiden hebben geadviseerd de maatregel niet te verlengen. De terbeschikkinggestelde heeft in het afgelopen jaar geen situaties vertoond die een verlenging van de maatregel rechtvaardigen. Het hof wijst erop dat de terbeschikkinggestelde momenteel een werk-/leertraject volgt en dat er voldoende waarborgen zijn voor zijn risicogebieden. De rechtbank had ten onrechte overwogen dat de terbeschikkinggestelde onvoldoende op de proef was gesteld en dat een ambulante behandeling noodzakelijk was. Het hof concludeert dat de veiligheid van anderen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling vereist en dat de maatregel kan eindigen.

Uitspraak

TBS P21/0083

Beslissing d.d. 24 juni 2021

De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie heeft te beslissen op het beroep van

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
wonende op [adres] te [woonplaats] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 5 februari 2021, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
̶ de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem van 24 december 2013, waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd;
̶ de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 24 januari 2020, waarbij de terbeschikkingstelling met een jaar werd verlengd en de verpleging van overheidswege voorwaardelijk werd beëindigd;
̶ de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 3 april 2020, inhoudende wijziging van de voorwaarden;
̶ de psychiatrische rapportage Pro Justitia van 31 oktober 2020, opgemaakt door E.A.M. Schouten;
̶ het advies van GGZ IrisZorg ( unit Arnhem-Nijmegen ) van 5 november 2020;
̶ de vordering van de officier van justitie van 3 december 2020;
̶ het aanvullend advies van GGZ IrisZorg ( unit Arnhem-Nijmegen ) van 22 december 2020);
̶ het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
̶ de beslissing waarvan beroep;
̶ de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 18 februari 2021;
̶ de aanvullende informatie van GGZ Iriszorg ( unit Arnhem-Nijmegen ) van 1 juni 2021.
Het hof heeft ter zitting van 10 juni 2021 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. R.J.T. Leijzer, advocaat te Zutphen, en de advocaat-generaal
mr. W.C.J. Stienen.

Overwegingen:

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot verlenging dient te worden afgewezen. Zowel IrisZorg als de onafhankelijke psychiater hebben geadviseerd de maatregel niet te verlengen. In de recente aanvullende informatie van IrisZorg is dit advies nogmaals onderschreven. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag en de psychische stoornis is in ernst afgenomen, aldus voornoemde rapportages. De overweging van de rechtbank dat de ambulante behandeling (ten onrechte) nog niet van de grond is gekomen dient terzijde te worden geschoven, nu de voorwaarde betreffende de ambulante behandeling inhoudt dat de terbeschikkinggestelde zich laat behandelen
indien en voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht. In het afgelopen jaar is niet gebleken dat de reclassering een ambulante behandeling noodzakelijk heeft geacht. De overweging van de rechtbank dat de terbeschikkinggestelde gedurende de periode van voorwaardelijke beëindiging onvoldoende op de proef zou zijn gesteld kan de beslissing tot verlenging evenmin dragen. In dat verband is gewezen op de pandemie en de beperkingen die dit voor het resocialisatietraject van de terbeschikkinggestelde met zich heeft meegebracht. Nu aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel niet wordt voldaan en de overwegingen van de rechtbank de beslissing tot verlenging niet kunnen dragen, dient de maatregel te worden beëindigd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing waarvan beroep. Het is op dit moment nog te vroeg om de maatregel te beëindigen. De terbeschikkinggestelde is nog onvoldoende op de proef gesteld gedurende de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging en een ambulante behandeling (bij Kairos of een soortgelijke zorgverlener) is niet van de grond is gekomen. Voorts is de periode van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege relatief kort geweest. Gelet op deze omstandigheden dient het zekere voor het onzekere te worden genomen en is verlenging van de maatregel aangewezen. De tijd die resteert bij verlenging van de maatregel met een jaar kan worden gebruikt om de laatste punten af te hechten.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere beslissing komt.
Overwegingen
Het hof is – anders dan de rechtbank – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer verlenging van de terbeschikkingstelling vereist en dat derhalve de vordering van het openbaar ministerie dient te worden afgewezen. Het hof komt tot dit oordeel op basis van het navolgende.
IrisZorg en de externe psychiater hebben eensluidend geadviseerd de maatregel niet te verlengen. Kort gezegd hebben zij in voornoemde adviezen overwogen dat er sprake is van stabiliteit op de essentiële delictgerelateerde leefgebieden, en het recidiverisico – bij verblijf in de huidige RIBW setting – wordt ingeschat als laag. Bij het wegvallen van de maatregel zijn er voldoende waarborgen aanwezig voor de risicogebieden (schulden, huisvesting en dagbesteding/werk), zodat geen sprake is van langdurige grote stressfactoren. In de recente aanvullende informatie van IrisZorg word het advies de maatregel niet te verlengen gehandhaafd.
Bij het wegvallen van de huidige maatregel neemt de gemeente Nijmegen de indicatie voor de huidige woonvoorziening van de terbeschikkinggestelde bij IrisZorg over. Dat betekent dat de terbeschikkinggestelde kan blijven in de woonvoorziening waar hij op dit moment verblijft. Daarnaast zal de gemeente Nijmegen de huidige begeleiding van de terbeschikkinggestelde voortzetten in een vrijwillig kader. De huidige toezichthouder van de terbeschikkinggestelde blijft betrokken bij de terbeschikkinggestelde. Zowel in eerste aanleg als ter zitting bij het hof heeft de terbeschikkinggestelde aangegeven deze ondersteuning graag te accepteren. Dit blijkt ook uit de rapportages van IrisZorg.
Ter zitting heeft de terbeschikkinggestelde verklaard dat hij momenteel een werk-/leertraject volgt van de gemeente Nijmegen (voor de duur van 36 uur per week) en dat hij doende is zijn schulden in kaart te brengen en te saneren. Het werk-/leertraject loopt tot januari 2022. Als de terbeschikkinggestelde aan het einde van dit traject nog geen zich heeft op werk zal de gemeente ondersteuning bieden op dit vlak.
In de rapportage van IrisZorg wordt opgemerkt dat het aangaan van ongelijkwaardige relaties een belangrijke risicofactor is, maar de terbeschikkinggestelde tot dusver erg terughoudend is in het aangaan van een nieuwe partnerrelatie. Hij is zich bewust van de risico’s die een dergelijke relatie met zich mee kan brengen. Ter zitting heeft de terbeschikkinggestelde aangegeven geen behoefte te hebben aan een partnerrelatie.
De rechtbank overwoog in de beslissing waarvan beroep als reden om de maatregel te verlengen dat een ambulante behandeling bij Kairos of een soortgelijke zorgverlener niet van de grond is gekomen. De advocaat-generaal volgt deze redenering van de rechtbank. Hieromtrent overweegt het hof als volgt. De voorwaarde met betrekking tot de ambulante behandeling zoals neergelegd in de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 3 april 2020 houdt – voor zover hier relevant – het volgende in:
“Dat de terbeschikkinggestelde zich laat behandelen door Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, indien en zolang de reclassering dit nodig vindt. ”
IrisZorg heeft op 22 december 2020 (op verzoek van het openbaar ministerie) aanvullend gerapporteerd, (onder meer) over de noodzaak van een ambulante behandeling. IrisZorg heeft – kort gezegd – aangegeven dat zich geen situaties en/of gedragingen voor hebben gedaan sinds de start van de voorwaardelijke beëindiging die aanleiding hebben gegeven om de terbeschikkinggestelde alsnog te laten starten met een ambulante begeleiding/ behandeling van Kairos.
De aanvullende informatie van IrisZorg van 1 juni 2021 houdt hieromtrent nog het volgende in:
“Er hebben zich, sinds de start van de voorwaardelijke beëindiging (24-01-2020), geen situaties voorgedaan die een behandeling bij Kairos noodzakelijk zouden maken. Betrokkene heef in stressvolle situaties, goed contact onderhouden met de reclassering en zijn persoonlijk begeleider binnen de woonvorm. Betrokkene erkent zijn ‘zwart-wit’ gedachten, kan deze benoemen en heeft voldoende vaardigheden om hier adequaat mee om te gaan zonder sturing of begrenzing van de reclassering.
De rechtbank formuleert in de beslissing van 05-02-2021, dat ‘de behandeling van Kairos niet van de grond is gekomen’ en dat ‘de noodzaak van behandeling niet afhankelijk is van de hulpvraag van betrokkene’. De reclassering benadert deze ontwikkeling vanuit een andere zienswijze; De reclassering heeft, conform formulering van de bijzondere voorwaarde, gekozen geen behandeling bij Kairos in te zetten daar er geen noodzaak wordt gezien. Deze keuze ligt in lijn met de uiteenzetting van de behandelcoördinator [naam] van de Pompestichting bij de zitting van 24.01.2021. Als er wel aanleiding geweest zou zijn om betrokkene, ook zonder intrinsieke hulpvraag, aan te melden voor behandeling ten behoeve van het beperken van het recidiverisico, zou de reclassering dit uiteraard hebben gedaan.”
Gelet op de formulering van de voorwaarde en de inhoud van voornoemde rapportages is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat er geen sprake is geweest van een ambulante behandeling tijdens de voorwaardelijke beëindiging niet in de weg staat aan een beëindiging van de maatregel.
De rechtbank betrok bij de verlengingsbeslissing dat de terbeschikkinggestelde tijdens de fase van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging nog onvoldoende op de proef is gesteld. Het hof stelt voorop dat inmiddels na de beslissing van de rechtbank bijna vijf maanden goed zijn verlopen. Verdere verlenging van de maatregel met als (enig) doel de terbeschikkinggestelde op de proef te stellen, acht het hof niet aangewezen.
Alles overziend stelt het hof vast dat toereikende gronden voor verlenging van de maatregel ontbreken en dat er geen redenen zijn die aan een beëindiging van de maatregel in de weg staan. Het hof wijst de vordering tot verlenging van de maatregel derhalve af, waardoor de maatregel eindigt.
Beslissing
Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 5 februari 2021 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Wijst afde vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling.
Aldus gedaan door
mr. M. Keppels als voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. P.C. Vegter als raadsheren,
en drs. I. Breukel en drs. C.J.J.C.M. van Gestel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. F.A.A.M. van der Veen als griffier,
en op 24 juni 2021 in het openbaar uitgesproken.
De raden en mr. P.C. Vegter zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.