ECLI:NL:GHARL:2021:6320

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
200.289.808
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen grootouder en kleinkinderen na verzoek tot omgangsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een omgangsregeling tussen een grootmoeder (oma) en haar kleinkinderen. De zaak is ontstaan na een verzoek van oma aan de rechtbank Overijssel om een omgangsregeling vast te stellen, omdat er op dat moment geen contact was tussen de kinderen en hun vader, die de ex-partner van de moeder is. De rechtbank had eerder een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, maar moeder heeft in hoger beroep verzocht deze beschikking te vernietigen en het verzoek van oma af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juni 2021 bleek echter dat moeder en vader inmiddels werkten aan contactherstel met de kinderen en dat er al een omgangsregeling was afgesproken die goed verliep. Tijdens deze zitting hebben moeder en oma overeenstemming bereikt over de omgangsregeling, die ook met vader was afgestemd. Het hof heeft vervolgens de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze de voorlopige omgangsregeling betrof en heeft een nieuwe omgangsregeling vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling direct van kracht is. De nieuwe regeling houdt in dat oma de kinderen kan zien wanneer zij bij vader zijn, maar niet aanwezig zal zijn bij de breng- en haalmomenten. Vader is verplicht om moeder van tevoren te informeren over de aanwezigheid van oma tijdens de omgangsmomenten, zodat moeder de kinderen hierop kan voorbereiden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.289.808/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 239603)
beschikking van 29 juni 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster,
verder te noemen: moeder,
advocaat: mr. L.V.S. Cassese te Almelo,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster,
verder te noemen: oma,
advocaat: mr. W.G. ten Brummelhuis te Oldenzaal.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor de procedure bij de rechtbank naar de (tussen)beschikkingen van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 16 december 2019 en 9 november 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 9 november 2020 wordt verder ook genoemd de “bestreden beschikking”.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, tevens verzoek tot schorsing, met producties, ingekomen op 4 februari 2021;
  • het verweerschrift tegen het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 22 juni 2021 plaatsgevonden. Partijen waren hierbij aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming was via een Skypeverbinding [naam1] aanwezig. Aan de persoonlijk begeleider van moeder is bijzondere toegang tot de mondelinge behandeling verleend.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende. Moeder heeft met haar ex-partner (verder te noemen: vader) twee kinderen: [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Oma is de moeder van vader. Oma heeft de rechtbank verzocht een regeling vast te stellen voor de omgang tussen haar en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Ten tijde van de indiening van het verzoek bij de rechtbank was er geen contact tussen de kinderen en vader en ook niet tussen de kinderen en oma. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank een voorlopige omgangsregeling tussen oma en de kinderen vastgesteld.
Moeder heeft in hoger beroep het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van oma om een omgangsregeling vast te stellen, af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat moeder en vader inmiddels werken aan contactherstel tussen vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en dat zij in dat kader ook al een omgangsregeling hebben afgesproken die goed verloopt.
Vervolgens hebben oma en moeder tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt en het hof verzocht die overeenstemming in een beschikking vast te leggen. Deze overeenstemming is, zo heeft de advocaat van oma ter zitting bevestigd, ook telefonisch afgestemd met vader. Partijen hebben hun verzoeken in hoger beroep dienovereenkomstig gewijzigd. In het kader van deze overeenstemming zijn partijen overeengekomen dat oma haar inleidend verzoek bij de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, zaaknummer 239603, intrekt.
3.2
Gelet hierop zal het hof de bestreden beschikking vernietigen, voor zover het de daarin vastgestelde voorlopige omgangsregeling tussen oma en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] betreft, en beslissen als volgt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 9 november 2020, voor zover het de daarin vastgestelde voorlopige omgangsregeling tussen oma en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de volgende omgangsregeling tussen oma en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vast:
  • oma kan de kinderen zien als de kinderen bij vader zijn;
  • oma zal niet aanwezig zijn bij de breng- en haalmomenten;
  • vader zal moeder van tevoren informeren als oma op de omgangsmomenten bij vader aanwezig zal zijn, zodat moeder de kinderen daarop kan voorbereiden,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, als voorzitter, E.B. Knottnerus en C.M. Schönhagen, bijgestaan door mr. M. Vodegel als griffier, en is op 29 juni 2021 door de voorzitter uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.