ECLI:NL:GHARL:2021:6301

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
21-003143-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor opzettelijk bezit en verkoop van MDMA en hasjiesj met toepassing van jeugdstrafrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 2000, is veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een handelshoeveelheid MDMA en hasjiesj, alsook voor de verkoop, aflevering, verstrekking en het vervoer van MDMA. Het hof heeft de toepassing van jeugdstrafrecht overwogen, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen jeugddetentie, en een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een geldboete van € 75,- opgelegd voor het derde feit. De inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een snorfiets en een geldbedrag, zijn verbeurd verklaard. Het hof heeft de verdachte als schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de samenleving heeft meegewogen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij ook minderjarigen heeft voorzien van drugs, wat het hof als zeer kwalijk heeft beoordeeld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003143-20
Uitspraak d.d.: 23 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 26 augustus 2020 met het parketnummer 18-087097-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- bevestiging van het vonnis van de politierechter;
- veroordeling van verdachte ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten tot een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende jeugddetentie, alsmede tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren;
- veroordeling van verdachte ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit tot een geldboete van € 75,-;
- verbeurdverklaring van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen: een snorfiets, een geldbedrag van € 962,20,-, een tas, een weegschaal en een GSM;
- onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen stiletto.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.R.M. Schaap, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij het vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht:
- de verdachte ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen jeugddetentie, alsmede een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest;
- de verdachte ter zake van het onder 3 tenlastegelegde feit veroordeeld tot een geldboete van € 75,-, subsidiair een dag vervangende jeugddetentie;
- de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een snorfiets, een geldbedrag van
€ 962,20,-, een tas, een weegschaal en een GSM verbeurdverklaard;
- de inbeslaggenomen stiletto onttrokken aan het verkeer.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2019 te [plaats1] opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 51,24 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethylamphetamine (MDMA), zijnde 3,4-methyleendioxymethylamphetamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 14 november 2018 tot en met 13 juli 2019 te [plaats1] en/of [plaats2] , althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethylamphetamine (MDMA, zijnde 3,4-methyleendioxymethylamphetamine (MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 14 juli 2019 te [plaats1] heeft vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 22,68 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten is sprake van een bekennende verdachte. Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat het hof met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 juli 2019, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PLO 100-2019 183842 d.d. 20 maart 2020, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 31 juli 2019, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] ;
4. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 30 juli 2019, opgemaakt en ondertekend door A.G.A. Sprong, NFI-deskundige forensische drugsanalyse, opgenomen op pagina 117 van voornoemd dossier.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 17 juli 2019, opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PLO 100-2019183 842 d.d. 20 maart 2020, inhoudende de verklaring van verbalisant;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 juli 2019, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van voornoemd dossier.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 juli 2019, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PLO 100-2019183842 d.d. 20 maart 2020, inhoudende de verklaring van verbalisanten.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 14 juli 2019 te [plaats1] opzettelijk aanwezig heeft gehad, 51,24 gram, van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethylamphetamine (MDMA), zijnde 3,4-methyleendioxymethylamphetamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 14 november 2018 tot en met 13 juli 2019 te [plaats1] en [plaats2] , opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethylamphetamine (MDMA), zijnde 3,4-methyleendioxymethylamphetamine (MDMA) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 14 juli 2019 te [plaats1] aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van 22,68 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

Jeugdstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten 18 jaar oud en dus meerderjarig. Uitgangspunt is dat op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, het volwassenenstrafrecht wordt toegepast, tenzij het hof in bijzondere omstandigheden aanleiding ziet daarvan af te wijken en op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht de bepalingen van het jeugdstrafrecht toe te passen. Hiertoe kan het hof beslissen op grond van de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Uit het reclasseringsrapport van 6 augustus 2020 volgt dat geadviseerd wordt het jeugdstrafrecht toe te passen. Bij verdachte is enige pedagogische beïnvloeding mogelijk en zijn handelingsvaardigheden zijn nog in ontwikkeling, aldus de reclassering.
Het hof neemt dit advies over en zal derhalve, gelet op de persoon van de verdachte, het jeugdstrafrecht toepassen.
Straftoemeting
De raadsvrouw heeft verzocht om, gelet op het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde handelen en de ontwikkelingen die verdachte heeft meegemaakt, geen voorwaardelijke jeugddetentie aan de verdachte op te leggen, omdat dit gezien de ontwikkelingen van verdachte geen meerwaarde zou hebben. Tevens verzocht de raadsvrouw om dezelfde redenen de werkstraf die is opgelegd door de politierechter naar beneden bij te stellen.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een handelshoeveelheid MDMA en hasjiesj. Verdachte heeft, puur voor het geldelijk gewin, MDMA en hasjiesj aanwezig gehad, stoffen die, éénmaal in het maatschappelijk verkeer gebracht, schadelijk kunnen zijn voor de gebruikers daarvan. Het gebruik van de op lijst I en II van de Opiumwet voorkomende middelen, de MDMA- en hasjiesjproducten, brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving. De verdachte heeft daaraan door zijn handelen bijgedragen. Tevens heeft hij MDMA verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd. Hij maakte bij het verkopen geen onderscheid in leeftijd en verkocht MDMA, zo blijkt uit het dossier, aan minderjarige personen. Sommige van deze personen waren nog maar 13 en 14 jaar oud. Dit neemt het hof de verdachte zeer kwalijk, omdat kinderen van deze leeftijd nog volop in ontwikkeling zijn. Door hen van drugs te voorzien worden zij hierin geremd en zelfs nadelig beïnvloed. Dit kan ten koste van hun toekomst gaan.
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffende uittreksel van de Justitiële Documentatie d.d. 11 mei 2021, waaruit blijkt dat de verdachte na de pleegdatum van de thans ter beoordeling staande feiten is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Hieruit volgt dat artikel 77gg van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De verdachte en de verdediging hebben in het kader van het door hen gevoerde strafmaatverweer niet zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof de oplegging van een andere strafmodaliteit c.q. strafmaat dan door de politierechter opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, aangewezen acht. Ook overigens is het hof niet gebleken van dergelijke feiten of omstandigheden.
Het hof acht alles afwegende ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen jeugddetentie en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, passend en geboden. Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde acht het hof een geldboete van € 75,- passend en geboden.
Verbeurdverklaring
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen behoren aan verdachte toe. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien zij geheel of grotendeels door middel van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde zijn verkregen, dan wel voorwerpen betreffen met behulp waarvan het feit is begaan.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Onttrekking aan het verkeer
De advocaat-generaal heeft de onttrekking aan het verkeer van de stiletto gevorderd. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt vast dat de verdachte, bij wie de stiletto in beslag is genomen en aan wie deze toebehoorde, ten overstaan van een opsporingsambtenaar schriftelijk heeft verklaard daarvan afstand te doen. Op de voet van artikel 116, lid 2, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering kan het openbaar ministerie derhalve gelasten dat met de stiletto wordt gehandeld als ware deze verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. Een daartoe strekkende beslissing van het hof kan mitsdien achterwege blijven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a, 77c, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 75,00 (vijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag jeugddetentie.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 1 (één) maand.

Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1 STK Snorfiets; 962,20 EUR; 1 STK Tas; 1 STK Weegschaal; 1 STK GSM.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 23 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.