In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 april 2020. De zaak betreft de waardevaststelling van de onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 1A te [Z], die door de heffingsambtenaar van Munitax was vastgesteld op € 970.000 per waardepeildatum 1 januari 2018. Belanghebbende was het niet eens met deze vaststelling en heeft bezwaar aangetekend, maar de heffingsambtenaar handhaafde de waarde. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 11 mei 2021 is het geschil besproken. Belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld en concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en een verlaging van de waarde naar € 900.600. De heffingsambtenaar daarentegen concludeerde tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en beoordeeld.
Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog was vastgesteld. De heffingsambtenaar had een taxatierapport overgelegd dat de waarde onderbouwde met vergelijkingsobjecten. Het Hof stelde vast dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de waarde voldoende rekening had gehouden met relevante verschillen tussen de onroerende zaak en de referentieobjecten. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel door belanghebbende werd verworpen, omdat hij niet had aangetoond dat er identieke objecten waren die lager waren gewaardeerd. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.