In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 17 januari 2018. De verdachte, geboren in 1978, was in eerste aanleg vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren voor andere feiten, waaronder hennepteelt en diefstal van elektriciteit. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep voor bepaalde feiten en dat hij wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, met verbeurdverklaring van een in beslag genomen auto. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gedeeltelijk toegewezen en de taakstraf verminderd tot 200 uren, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in hoger beroep was overschreden. Het hof heeft de verbeurdverklaring van de auto bevestigd, omdat deze aan de verdachte toebehoorde en was gebruikt voor de hennepkwekerij. Het hof heeft de eerdere verklaring van een getuige, die in hoger beroep zijn verklaring had herzien, niet als onbetrouwbaar aangemerkt, en heeft de bij de politie afgelegde verklaring als bewijs gebruikt. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.